HV1 les 6 H21 soorten werkwoorden & werkwoordelijk gezegde

Vandaag
stil lezen
redenkundig ontleden H21 soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde



1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
stil lezen
redenkundig ontleden H21 soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde



Slide 1 - Tekstslide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert welke soorten werkwoorden er zijn en hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt herkennen. 




Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
Kan niet worden weggelaten en kan 'zelfstandig' in een zin staan. 
Oscar gooit de bal. 

Als er meer werkwoorden in de zin staan, is er maar 1 het zelfstandig werkwoord. 
Oscar zou een bal willen gooien. 

Slide 4 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Staan altijd samen met een of meer andere werkwoorden in een zin en helpen de zin in een bepaalde tijd te zetten. 

Voorbeelden hulpwerkwoorden:
hebben, zijn, worden, zullen, kunnen, mogen, moeten, willen, gaan, laten

Hebben en zijn geven aan dat iets al is gebeurd:
Floris heeft een scooter gekocht. Ik ben met de trein gekomen.

Zullen en gaan geven aan dat iets in de toekomst gebeurt:
Sanne zal een marathon lopen. Pim gaat Sanne aanmoedigen.

Slide 5 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Worden en zijn kunnen aangeven dat iets door iemand is gedaan

Mia is door Tom gebeld.
Het apparaat wordt elke dag schoongemaakt. 


Slide 6 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Let op!

De werkwoorden hebben, zijn, worden en gaan zijn niet altijd een hulpwerkwoord. 
Ze kunnen ook zelfstandig gebruikt worden. Dan staan ze wel alleen in een zin.

Hij heeft een nieuwe tas. 
Ik ga naar de klas. 

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin.
Ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op / opruimen - ruim.....op

De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
De bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
De leerlingen ruimen het lokaal op. 

PV: ruimen
OW: de leerlingen
WG: ruimen op (hele werkwoord is opruimen!)

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maken H21 opdr. 1, 2 en 6
  • Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
  • Je mag overleggen met je buur, maar doe dit zachtjes. 

Ben je klaar?
Haal dan bij de docent oefenbladen op.

Slide 13 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- werkwoordelijk gezegde

Ik weet welke soorten werkwoorden er zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Volgende les
H22 redekundig ontleden: lijdend voorwerp

Slide 15 - Tekstslide