Leesvaardigheid - tekstindeling/structuur + publieksgerichtheid

Tekstindeling en tekststructuur + publieksgerichtheid


PV41 - PERIODE 2
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekstindeling en tekststructuur + publieksgerichtheid


PV41 - PERIODE 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste om te weten over je publiek als je een tekst schrijft?
A
De lay-out van de tekst
B
De plaats van je publiek
C
Het type tekst dat je schrijft
D
De voorkeuren, kennis en verwachtingen van het publiek

Slide 2 - Quizvraag

Wat heeft invloed op de manier waarop een schrijver zijn taalgebruik aanpast voor doelgroepen?
A
De grootte van de tekst
B
Het onderwerp van de tekst
C
Het vakjargon dat de schrijver kent
D
De lay-out en afbeeldingen in de tekst

Slide 3 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om rekening te houden met de voorkennis van je publiek?
A
Omdat je tekst eenvoudiger kan zijn
B
Omdat je minder afbeeldingen kan gebruiken
C
Afstemmen op wat je publiek al weet en wat ze willen leren
D
Omdat je altijd een formele toon moet gebruiken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de primaire functie van de inleiding van een tekst?


A
Het uitleggen van alle details van het onderwerp
B
Het presenteren van een standpunt of argument
C
Het wekken van interesse + context
D
Het samenvatten van de belangrijkste punten van het artikel

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kan je de opbouw van het middenstuk het beste herkennen?
A
Meningen en standpunten van schrijver
B
Samenvatting zonder diepgang
C
Werkt de hoofdgedachte uit
D
Legt de context uit

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van het slot van een tekst?
A
Samenvatting, conclusie of aanbeveling
B
Gedetailleerde uitleg van achtergrond
C
Herhalen van inleiding met voorbeelden
D
Nieuwe informatie toevoegen

Slide 7 - Quizvraag

Welke structuur past bij een tekst die een probleem beschrijft, gevolgd door oorzaken, gevolgen en oplossingen?
A
Verklaringsstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Argumentatiestructuur

Slide 8 - Quizvraag

Welke structuur past bij een tekst die een verschijnsel beschrijft en eindigt met een verklaring?
A
Verklaringsstructuur
B
Verleden-heden-toekomststructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Vraag-antwoordstructuur

Slide 9 - Quizvraag

Welke structuur heeft een vraag in de inleiding en antwoorden in het middenstuk?
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Verklaringsstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Verleden-heden-toekomststructuur

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de functie van de kernzin in een alinea?
A
Introduceert onderwerp zonder detail
B
Uitleg voor de hoofdgedachte
C
Afsluiting met nieuwe ideeën
D
Belangrijkste mededeling van alinea

Slide 11 - Quizvraag

Welke van de volgende verbindingswoorden geeft een vergelijking aan?
A
Zoals
B
Daarom
C
In tegenstelling tot
D
Omdat

Slide 12 - Quizvraag

Welk verband is dit: "De vergadering werd uitgesteld, waardoor we meer tijd hadden om ons voor te bereiden."
A
Vergelijking
B
Oorzaak-gevolg
C
Voorwaarde

Slide 13 - Quizvraag

Wat kun je het beste doen als je merkt dat je tekst niet goed aansluit bij je publiek?
A
Toon en taal afstemmen
B
Tekst langer maken met meer details
C
Lay-out en visuele elementen aanpassen
D
Eenvoudiger taalgebruik

Slide 14 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?
Oefenen maar!!

Slide 15 - Tekstslide