3E Extra practise theme 5

Theme 5 - Down Under
Extra practise
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 5 - Down Under
Extra practise

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulary

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal het volgende woord:
regelen

Slide 3 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
insgelijks

Slide 4 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
geschikt

Slide 5 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
werelddeel

Slide 6 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
nuchter

Slide 7 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
relaxed

Slide 8 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
uitgestrekt

Slide 9 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
eiland

Slide 10 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
onvergetelijk

Slide 11 - Open vraag

Vertaal het volgende woord:
levend wezen

Slide 12 - Open vraag

Grammar 11
Tegenwoordige tijd (present simple)
Duurvorm tegenwoordige tijd (present continuous)
Toekomende tijd (future)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

My dad ___ me and my brother to the cinema every month.
A
take
B
is taking
C
will takes
D
takes

Slide 15 - Quizvraag

My brother always ___ his car on the driveway.
A
is parking
B
is going to park
C
will park
D
parks

Slide 16 - Quizvraag

Take an umbrella, it ___ soon.
A
is going to rain
B
rains
C
is raining
D
rain

Slide 17 - Quizvraag

Noah ___ in Italy this summer.
A
goes to camping
B
is going to go camping
C
camps
D
camp

Slide 18 - Quizvraag

I ___ myself a hamburger with lots of ketchup.
A
am making
B
makes
C
are making
D
is making

Slide 19 - Quizvraag

I ___ you again, you have to do it.
A
am asking not
B
won't ask
C
ask not
D
will not asking

Slide 20 - Quizvraag

My dad always ___ all the biscuits.
A
finishes
B
will finish
C
is finishing
D
are finishing

Slide 21 - Quizvraag

Claire ___ her mum in the kitchen right now.
A
is helping
B
am helping
C
is to help
D
helps

Slide 22 - Quizvraag

The farmer ___ his cows every day.
A
is feeding
B
feeds
C
will feeds
D
is to feeding

Slide 23 - Quizvraag

Dad ___ me tea after school today.
A
make
B
am making
C
is making
D
makes

Slide 24 - Quizvraag

AS of LIKE?
AS en LIKE betekenen allebei "zoals" of "net zoals".

AS gebruik je voor bijzinnen en samen met voorzetsels: 
  • We don't wear caps in class, as is agreed in the schoolrules.
  • As in 2019, she won the tournament.

LIKE gebruik je voor zelfstandig naamwoorden en voornaamwoorden: 
  • It smells like soap.
  • You look like your mother.

Slide 25 - Tekstslide

Life is ... a box of chocolates, you never know what you're going to get.
That orange tastes ... sweet as suger.
This carnaval I'm dressing up ... an English teacher.
Do ... I tell you to do and everything will be just peachy.
the little girl, ... her mother, has red hair.
When in Rome, do ... the Romans do.
as
as
as
like
like
like

Slide 26 - Sleepvraag

Much, many, lots of & a lot of = veel (van iets)

Much            dingen die je niet kunt tellen
Many            dingen die je wel kunt tellen
Lots of         dingen die je wel én niet kunt tellen
A lot of         dingen die je wel én niet kunt tellen

I have baked lots of cookies. 
I have baked a lot of cookies.

Slide 27 - Tekstslide

Little & few = weinig (van iets)

little        dingen die je niet kunt tellen
few          dingen die je wel kunt tellen

They only have little water left.
Few people know my real name.

Slide 28 - Tekstslide

A little        dingen die je niet kunt tellen
NL: een beetje

A few          dingen die je wel kunt tellen
NL: een paar

He only wants a little milk in his coffee.
My cat is a few years old.

Slide 29 - Tekstslide

I only want ... sugar in my coffee.
timer
0:20
A
lots of
B
a few
C
a little
D
a lot of

Slide 30 - Quizvraag

Aunt Beatrice did ... shopping this weekend.
timer
0:20
A
few
B
lots of
C
a few
D
many

Slide 31 - Quizvraag

Camels only need ... water to cross the desert.
timer
0:20
A
a few
B
few
C
many
D
a little

Slide 32 - Quizvraag

My brother always eats too ... sweets.
timer
0:20
A
a little
B
much
C
a lot of
D
many

Slide 33 - Quizvraag

How ... pets have you got?
timer
0:20
A
lots of
B
many
C
few
D
much

Slide 34 - Quizvraag

... people know I play baseball.
timer
0:20
A
few
B
a little
C
much
D
little

Slide 35 - Quizvraag