Quel

BONJOUR!
Pak je laptop, boek en schrift.
Log in op LessonUp!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR!
Pak je laptop, boek en schrift.
Log in op LessonUp!

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
... hopelijk gaan er vandaag wat lampjes aan!
  • L'adjectif interrogatif: QUEL/QUELLE/QUELS/QUELLES
  • Questions?

Slide 2 - Tekstslide

Les buts
Aan het einde van deze les, kun je:

  • Alle vormen van het vraagwoord quel correct toepassen in zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Il y a 3 manières pour poser des questions.

Slide 4 - Tekstslide

Poser des questions 
1 - Zonder vraagwoord 

inversie ?
Parlez-vous français ?
Es-tu malade ?
Gewone zin ? 
Vous parlez français ? 
Tu es malade ?
Est-ce que/qu'
 + gewone zin ? 
Est-ce que vous parlez français 

Slide 5 - Tekstslide

Poser des questions
2 - Met  vraagwoord 

Vraagwoord + inversie ?
vas-tu 
Gewone zin + vraagwoord ?
Tu vas ?
Vraagwoord + est-ce que/qu' + gewone zin  ?
  est-ce que tu vas ?
Où est-ce qu'il va ?

Slide 6 - Tekstslide

Vraagwoorden
In een vraagzin zet je altijd het vraagwoord voor aan de zin en eindig je met een vraagteken.
Dit zijn de Nederlandse vraagwoorden:

wie - wat - waar - wanneer - waarom - welke - hoe - hoeveel
Schrijf de vraagwoorden op en vertaal in het Frans

Slide 7 - Tekstslide

Welke Franse vraagwoorden ken je?

Slide 8 - Woordweb


Vraagwoorden

wie - qui
wat - que/qu'- quoi -qu'est-ce que
waar - où
wanneer - Quand
waarom - pourquoi
 hoe - comment
hoeveel - combien
welke - quel(s) / quelle(s)

Slide 9 - Tekstslide

Quel      Quelle
Quels    Quelles

Slide 10 - Tekstslide

Het vraagwoord: quel
Twee betekenissen:
1. Welke                  -->      wordt gevolgd door zelfst. naamwoord
2. Wat                     -->       wordt gevolgd door vorm van être
                                                      (nl. est of sont)

Quel past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: mannelijk, vrouwelijk, meervoud, enkelvoud

Slide 11 - Tekstslide

Het vraagwoord quel
        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat

Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?
Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?
Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?

                  In alle andere gevallen betekent het welke.

Slide 12 - Tekstslide

Vraagwoord : quel




Kijk naar het zelfstandig naamwoord:
1. mannelijk of vrouwelijk?
2. enkelvoud of meervoud?

Slide 13 - Tekstslide

Exemple




1. Quel camping est-ce que tu préfères?
2. Tu as rendu visite à quelles villes?

Slide 14 - Tekstslide

Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk meervoud
quel
quels
quelle
quelles

Slide 15 - Sleepvraag

1. ______________________ ta meilleure note de français?
2. _______________ tes matières préférées? 
3. ______________ est ton pays préféré?
4.  _______________ tes joueurs de foot préférés?  
Quelle est 
Quel
Quels sont
Quel
Quelle
Quelles sont 

Slide 16 - Sleepvraag


1. .......... sont les plus belles piscines de la région?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 17 - Quizvraag


2. ........ est ton meilleur souvenir de vacances (mnl.ev.)?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 18 - Quizvraag


3. Le magasin ouvre à ....... heure?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 19 - Quizvraag


4. ........ sont les acteurs principaux du film Camping 3?
A
Quel
B
Quelle
C
Quels
D
Quelles

Slide 20 - Quizvraag

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 21 - Quizvraag

............. sont les meilleures notes de classe?
A
quelles
B
quel
C
quels
D
quelle

Slide 22 - Quizvraag

............... est la ville la plus belle: Amsterdam ou Paris?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 23 - Quizvraag

Ik had alle vragen over
het vraagwoord "quel" correct!
Oui.
Non.
Presque

Slide 24 - Poll

Zelfstandig werken
Tu fais les exercices 17 (helemaal)
17f Maak vragen en gebruik quel(le)(s)
19 Verzin 4 vragen voor de toeristen
op jouw camping. Gebruik in ieder geval
quel(le)(s) 
Fini? Tu apprends (je leert) le voca A/B et la grammaire de D
https://quizlet.com/nl/1049716680/6-jadore-le-camping-a-6-jadore-le-campig-b-flash-cards/?new

Slide 25 - Tekstslide

https://quizlet.com/nl/1049716680/6-jadore-le-camping-a-6-jadore-le-campig-b-flash-cards/?new

Slide 26 - Tekstslide

https://quizlet.com/nl/1049716680/6-jadore-le-camping-a-6-jadore-le-campig-b-flash-cards/?new


Slide 27 - Woordweb