Les argumenteren en debatteren

Lesinhoud:
Argumenteren en debatteren
 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesinhoud:
Argumenteren en debatteren
 


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

democratie
  • Wat is een democratie?
  • Een democratie is een land met een bestuursvorm waarin het volk regeert. 

  • Maar, besturen wij ook daadwerkelijk 'zelf'...?
  •  Nee. Wij kiezen 'vertegenwoordigers', die voor ons besturen. Wij leven dus in een 'indirecte' democratie.

Slide 4 - Tekstslide

Democratie
Wij leven in een democratie.
In een democratie kiest de bevolking hun eigen leiders.

Dit is belangrijk omdat op deze manier het land bestuurd wordt op de manier zoals het volk dat graag wil. 

Slide 5 - Tekstslide

Democratie
Het is de bedoeling dat het volk beslist.

Dit noemen we een democratie.
Demos= Het volk.
Cratie = Beslist. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat kies je eigenlijk bij de Tweede Kamerverkiezingen?
A
De nieuwe minister-president
B
Een nieuwe regering
C
Een nieuwe Tweede Kamer
D
Je kiest ze alle drie

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel zetels zijn er te verdelen bij de Tweede Kamerverkiezingen?
A
150 zetels
B
250 zetels
C
200 zetels
D
100 zetels

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Het grote ‘waarom' in 'waarom doen we dit?'

Waarom is het leren over debatteren en discussiëren belangrijk (en zelfs handig) voor jou als student, individu en toekomstige professional?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Welke vaardigheden heeft een goede 'debater'? 


Om te kunnen debatteren moet je:
  • je eigen standpunt kunnen presenteren en verdedigen
  • het standpunt van de tegenpartij kunnen aanvallen
  • kritisch kunnen luisteren en kunnen oordelen
  • snel kunnen reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt


Slide 12 - Tekstslide

Argumenteren 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe is een goed argument opgebouwd?

Slide 14 - Open vraag

AUB-model

Slide 15 - Tekstslide

Soorten argumenten 
Objectieve
- feitelijke argumenten (controleerbaar) 
Subjectieve
- niet-feitelijke argumenten (moeten vaak ondersteund worden)
Ook wel 'waarderende' argumenten genoemd. 

Volgende dia: meervoudige en enkelvoudige argumentatie

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 18 - Tekstslide

Weerleggen
Weerleggen van argumenten is lastig. Met een weerlegging ontkracht je een argument of een standpunt, je maakt dat argument of standpunt onaanvaardbaar/onschadelijk. 
Hoe weerleg je een (tegen)argument?
  • omschrijf het (tegen)argument dat je aanvalt
  • vertel waarom het onjuist of onvolledig is en/of
  • voer een zelf gevonden argument aan.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Groepsopdracht: argumenten bedenken
Groepen A & B
 "Iedereen wordt tot diens 25e verplicht om te stemmen bij alle verkiezingen."

Groepen C & D 
" Mensen die niet gaan stemmen riskeren een boete van € 1000."
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Debatvoorbereiding
Groepen A (voor) & B (tegen)
 "Iedereen wordt tot diens 25e verplicht om te stemmen bij alle verkiezingen"

Groepen C (voor) & D (tegen)
" Mensen die niet gaan stemmen riskeren een boete van € 1000."


timer
15:00
Reminder: beoordelingsformulier

Slide 22 - Tekstslide

Debat 1
"Iedereen wordt tot diens 25e verplicht om te stemmen bij alle verkiezingen."


Reminder: beoordelingsformulier

Slide 23 - Tekstslide

Debat 2
"Mensen die niet gaan stemmen, 
riskeren een boete van € 1.000."

Slide 24 - Tekstslide

Extra debat (?)
 "In de top 5 van iedere kieslijst moet minimaal 1 kandidaat 30 jaar of jonger zijn."

Of:

"Tweede Kamerfracties moeten een kwart van hun zetels afstaan aan de jongerenafdeling van hun partij."

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking
  • Wat vonden jullie van deze les?
  • Was het leerzaam?
  • Wat heb je zoal geleerd? 
  • (vaardigheden, kennis)

Slide 26 - Tekstslide