H2.2

Welkom!
Inloggen op LessonUP.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Inloggen op LessonUP.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt leenmotieven noemen.
  • Je kunt kosten van een lening berekenen.
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen en voorwaarden zijn bij lenen.
  • Je kunt verschillende vormen van consumptief krediet noemen en de kosten berekenen.
  • Je kunt verschillende hypotheekvormen noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Welke redenen kun je hebben om geld te lenen?

Slide 3 - Woordweb

Leenmotieven = Redenen om geld te lenen.

  • Aanschaf van duurzame consumptiegoederen 
  • Opvang van tijdelijke tekorten (schulden)
  • Opvang van calamiteiten (tegenvallers)
  • Aanschaffen van een huis (hypotheek)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Krediet terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

  1. Het leenbedrag (aflossen)
  2. Een vergoeding (rente)

Slide 6 - Tekstslide

Risico:

Voorwaarden:
  • Verdiencapaciteit
  • Eventueel andere leningen (BKR)
  • De hoogte van de rente

Slide 7 - Tekstslide

Vormen van consumptiefkrediet
- Persoonlijke lening 
(aflossen in vooraf afgesproken termijnen)

- Doorlopend krediet 
(betaal je ook in maandtermijnen terug,
maar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)

- Rekening-courantkrediet
(tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)
- Koop op afbetaling en huurkoop 
(Koop op afbetaling wel eigenaar en huurkoop niet)


Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijke lening (kosten berekenen)

Stap 1: Hoeveel moet ik terugbetalen?

Formule = termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


Stap 2: Hoeveel moet ik aan rente betalen?

Formule = totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 9 - Tekstslide

Kredietkosten: rekenvraag
  • Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

  • Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680                                      
  • Leenbedrag                                = €4.000
----------------------------------------   - 
  • Kredietkosten                           =€      680

Slide 10 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Voor veel mensen de grootste lening
  • Voor een gebouw
  • Het huis of de grond dient als onderpand
Lineaire hypotheek: Je lost elke maand even veel af en je rente kosten dalen.
Annuïteiten hypotheek: Je betaald elke maand hetzelfde bedrag. 

Slide 11 - Tekstslide

Noem een kredietvorm.

Slide 12 - Open vraag

Welke redenen zijn er om te lenen?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening of een doorlopend krediet?

Slide 14 - Open vraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de totale kosten?
A
€2000
B
€2200
C
€2300
D
€2400

Slide 15 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 16 - Quizvraag

Maken h2.2
Klaar? Maken herhalingsopdrachten of rekenopdrachten. 


timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt leenmotieven noemen.
  • Je kunt kosten van een lening berekenen.
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen en voorwaarden zijn bij lenen.
  • Je kunt verschillende vormen van consumptief krediet noemen en de kosten berekenen.
  • Je kunt verschillende hypotheekvormen noemen.

Slide 18 - Tekstslide

In welke mate is het lesdoel behaalt?
0100

Slide 19 - Poll