Jong en oud hoofdstuk 3

Jong en oud hoofdstuk 3
Werken en belasting betalen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Jong en oud hoofdstuk 3
Werken en belasting betalen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Belasting
  • Waarom betalen we belasting (en premies)?
  • Inkomstenbron overheid
  • = financiering overheidsdiensten en voorzieningen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Nederlandse situatie
  • Box 1
  • Schijvensysteem
  • Eerst schijf vol, dan volgende euro's in volgende schijf

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vraag
  • Hoeveel belasting betaalt iemand met een belastbaar inkomen van 100.000 euro?
  • Maak de berekening voor jezelf!

Slide 10 - Tekstslide

Uitwerking
  • Belastbaar inkomen 100.000 euro
  • Eerste schijf => 37.149  voor 36,93% => 100.000 - 37.149 = 62.851 over
  • Tweede schijf => 35.883 voor  36,93% => 62.851 -35.883 = 26.968 over
  • Derde schijf => 26.968 voor 49,50%
  • 37.149 x 0,3693 + 35.883 x 0,3693 + 26.968 x 0,495 = 40.319 euro  belasting
  • Netto hou je 100.000 - 40.319 = 59.681 euro over

Slide 11 - Tekstslide

Aftrekpost/bijtelling/heffingskorting
  • Bruto inkomen  ≠ belastbaar inkomen
  • Aftrekposten & bijtellingen => belastbaar inkomen
  • Heffingskortingen (van uitgerekende bedrag)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Nakijken
  • Kijk serieus en kritisch na!
  • Verbeter en vul aan! (niet alleen goed of fout)
  • Snap je het antwoord niet (helemaal)? Stel een vraag!
  • Af en nagekeken? Laat zien en scoor een sticker!
  • Verder met 3.1 (t/m 3.10)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide


Box 1
-Je betaalt dit over het inkomen uit arbeid dat je verdient
-of de winst die je maakt binnen een Vennootschap Onder Firma (VOF) of eenmanszaak.

-Inkomstenbelasting betaal je maandelijks. 
Aan het begin van het nieuwe jaar controleer je of je niet te veel betaald hebt --> na-controle: mbv je jaaropgave die je van iedere werkgever eenmalig ontvangt.

Slide 34 - Tekstslide

Progressief belasting stelsel
Je betaalt niet over je volledige inkomen een zelfde percentage aan inkomstenbelasting. Hoe hoger je inkomen is, hoe meer belasting je procentueel gaat betalen. 

Dit wordt ook wel een progressief belastingstelsel genoemd. Daarbij is het stukje procentueel heel belangrijk.
- Progressief: meer dan evenredig, meerdere
percentages. Naarmate je meer verdient ga je 
procentueel ook meer betalen.
- Proportioneel: evenredig (één percentage)
- Degressief: Minder dan evenredig, meerdere
percentages. 

Slide 35 - Tekstslide

Aftrekposten
Van de overheid zijn er bepaalde zaken die je van je inkomen mag afhalen zodat je minder belasting hoeft te betalen.
Dit noem je aftrekposten. 
Voorbeelden hiervan zijn pensioenpremie, bepaalde scholingskosten en de belangrijkste is hypotheekrente.

Slide 36 - Tekstslide

Belastbaarinkomen
Het inkomen dat overblijft na de aftrekposten en bijtellingen noemen we het belastbaar inkomen.

Schematisch kan je dat alvolgt weergeven:
Bruto jaarinkomen
Bijtellingen         +
Aftrekposten      -
Belastbaarinkomen

Slide 37 - Tekstslide

Heffingskorting
Iedereen in Nederland heeft recht op heffingskorting.
Hoeveel is afhankelijk van je situatie. 
Deze heffingskorting gaat af van de inkomstenbelasting (berekend in box 1, box 2 en box 3) die je moet betalen. 
Dus: nadat je uitgerekend hebt hoeveel belasting je moet betalen, haal je daar de heffingskorting(en) vanaf.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Samenvattende stappen
  1. Je berekent hoeveel het belastbaarinkomen is.
  2. Je verdeelt het belastbaarinkomen over de schijven en rekent uit hoeveel belasting er moet worden betaald in box 1. Je berekend hoeveel belasting je moet betalen in box 2 en 3 en telt al deze bedragen bijelkaar op.
  3. Je haalt de heffingskorting af van het bedrag dat aan belasting moet worden betaald.

Slide 40 - Tekstslide