Uitleg keuzeopdracht A: Een nieuwsartikel schrijven over jouw buurt.


MEDIAWIJSHEID
Een nieuwsartikel schrijven over jouw buurt



Periode 2 - dossieropdracht 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


MEDIAWIJSHEID
Een nieuwsartikel schrijven over jouw buurt



Periode 2 - dossieropdracht 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...weet je wat de selectiecriteria zijn voor een nieuwsartikel. (R)
...kan je deze selectiecriteria uitleggen. (T1)
...weet je het verschil tussen populaire en kwalitatieve journalistiek. (R)

Slide 2 - Tekstslide

SELECTIECRITERIA VAN NIEUWS
Wat er in de krant, op nu.nl of op een journaal komt, wordt bepaald door journalisten. Maar niet iedere gebeurtenis is nieuws. Een journalist moet dus keuzes maken welk nieuws hij of zij wel of niet selecteert. We noemen dit selectiecriteria, we hebben er maar liefst zes.

Slide 3 - Tekstslide

1. Eigen waarden en normen van de journalist
Welke waarden en normen sluiten aan bij de journalist. Vanuit welk perspectief schrijft hij/zij?
waarden
Principes die je belangrijk vindt in het leven. Deze kan je meestal met één woord omschrijven. Zoals: vrijheid, gezondheid, eerlijkheid, humor, etc. 
normen
Dit zijn regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met: eigen waarden en normen van de journalist?

Slide 5 - Open vraag

2. De actualiteit
Gaat het bericht over een actuele gebeurtenis? Actueel betekend dat het nu gebeurd en niet pas over een week. 

Bijvoorbeeld: Een journalist geeft dus berichten over dingen die nu gebeuren en niet pas over een week. 
actualiteit
Gebeurt iets vandaag of nu? Iets dat vorige week gebeurd is, is niet meer het nieuws van de dag. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met: de actualiteit?

Slide 7 - Open vraag

3. De bijzonderheid
Met bijzonderheid bedoelen we dat een gebeurtenis speciaal moet zijn. Dus gaat het om een bijzondere gebeurtenis?
Bijvoorbeeld: Als er een kilometer file staat is dat niet bijzonder, maar als er 500 kilometer file staat is dat het wel. 
uitzonderlijkheid
Meer dan het gewone. Hoe bijzonder is een gebeurtenis.

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met: de bijzonderheid?

Slide 9 - Open vraag

4. De nabijheid
Gaat de gebeurtenis over iets dat dichtbij is of veraf? Vind de gebeurtenis dus plaats in je buurt of aan de andere kant van de wereld. 
Bijvoorbeeld: een kettingbotsing met twintig auto's in Tokio is niet interessant voor ons. Als dat in Nederland gebeurd wel.

Slide 10 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met: de doelgroep?

Slide 11 - Open vraag

5. De doelgroep
Voor welke doelgroep wordt het nieuwsbericht geschreven? Bijvoorbeeld: Een artikel geschreven voor jongeren heeft ander taalgebruik dan een artikel voor wetenschappers. 
doelgroep
Een groep mensen met dezelfde kenmerken en belangstellingen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met: de nabijheid?

Slide 13 - Open vraag

6. De identiteit van het medium
Welke identiteit heeft het medium? 
Hiermee bedoelen we welke doelgroep het medium aan moet spreken. 
Bijvoorbeeld: Als je een jongerenwebsite hebt, schrijf je geen artikelen of berichten bedoeld voor ouders. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met: de identiteit van het medium?

Slide 15 - Open vraag

Soorten journalistiek
Niet alle artikelen op internet, in de krant of in een tijdschrift zijn gericht op de informatieve of meningsvormende functie. Je hebt ook media die schrijven om je te vermaken (amusementsfunctie), of proberen het nieuws van de dag niet al te moeilijk over te brengen. Daarom maken we in de media onderscheid tussen kwaliteitsjournalistiek en populaire journalistiek.

Slide 16 - Tekstslide

kwaliteitsjournalistiek
Kwaliteitsjournalistiek besteedt veel aandacht aan de politiek, het buitenland en de economie en brengt dat zo genuanceerd mogelijk. Voorbeelden zijn De Correspondent, Volkskrant en het tijdschrift Vrij Nederland.

Slide 17 - Tekstslide

kwaliteitsjournalistiek
Onderwerpen
Serieuze onderwerpen: economie, politiek, buitenlands nieuws
Vormgeving
Lange artikelen, weinig foto’s, eenvoudige vormgeving
Doelgroep
Meer theoretisch opgeleide mensen

Slide 18 - Tekstslide

Bekijk de website van de Volkskrant.
Noem drie dingen die je opvallen.

Slide 19 - Open vraag

populaire journalistiek
Populaire journalistiek richt zich op binnenlands nieuws, criminaliteit en shownieuws. Populaire media brengen hun nieuws vaak sensationeel. Voorbeelden zijn AD, Telegraaf en het tijdschrift Nieuwe Revu.

Slide 20 - Tekstslide

populaire journalistiek
Onderwerpen
Toegankelijke onderwerpen: shownieuws, criminaliteit, binnenlands nieuws
Vormgeving
Aansprekende nieuwskop, korte artikelen, veel foto’s, drukke vormgeving
Doelgroep
Breed, maar vooral praktisch opgeleide mensen

Slide 21 - Tekstslide

Bekijk de website van de Telegraaf.
Noem drie dingen die je opvallen.

Slide 22 - Open vraag

Waarom is het nieuws over bekende Nederlanders of criminaliteit vaak heel populair?

Slide 23 - Open vraag

Noem minimaal twee onderwerpen die jij interessant vindt om te lezen.

Slide 24 - Open vraag

Gebeurtenis uit je omgeving
Hierna volgen vragen over de door jou gekozen gebeurtenis waarover jij wilt schrijven. 
Beantwoord deze vragen zo uitgebreid mogelijk. Deze heb je nodig bij het schrijven van je artikel. 

Slide 25 - Tekstslide

Over welke gebeurtenis wil je schrijven?

Slide 26 - Open vraag

Welke (minimaal) drie selectiecriteria zijn van toepassing op je gebeurtenis?
Beschrijf ook waarom deze bij jouw gebeurtenis passen.

Slide 27 - Open vraag

Schrijf je een populair of kwalitatief artikel? Waarom sluit jouw gebeurtenis daarbij aan?

Slide 28 - Open vraag

'NieuwsVandaag'
Ga via deze link naar de nieuwsgenerator. 
Schrijf je artikel.

Als de link niet werkt kopieer je deze tekst (https://www.nieuwsgenerator.nl/) in de adresbalk.

Slide 29 - Tekstslide



GEFELICITEERD!


Je hebt je artikel geschreven. Vergeet niet via de checklist te controleren of je alles hebt ingevuld. Lever daarna je product in via de ELO.

Slide 30 - Tekstslide