Spelling hst. 4-5 en werkwoordspelling

Spelling hst. 4-5 en werkwoordspelling
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Spelling hst. 4-5 en werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Toetsstof
  • 'n' bij verwijzingen (hst. 2.9)
  • accent, trema, apostrof (hst. 4.9)
  • weglatingsstreepje & koppelteken (hst. 4.9)
  • voorzetsels aan elkaar of los (5.9)
  • tussen -s of -n in samenstellingen (5.9)
  • alle werkwoordspelling (1.9 t/m 5.9)

Slide 2 - Tekstslide

Meervouds N bij verwijzingen
meeste / meesten
beide / beiden
alle / allen
andere / anderen

Schrijf de regels mee / vul aan!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De meeste(n) mensen houden nu eenmaal meer van dieren dan van mensen, maar bij sommige(n) ligt dat anders.
A
meeste, sommigen
B
meesten, sommigen
C
meeste, sommige
D
meesten, sommige

Slide 5 - Quizvraag

Met open mond kijken de meeste(n) dierenliefhebbers naar de Netflix-documentaire 'Tiger King'
A
meeste
B
meesten

Slide 6 - Quizvraag

Ook in Nederland bekeken vele(n) deze serie direct nadat deze online stond.
A
vele
B
velen

Slide 7 - Quizvraag

Andere(n) sloten iets later aan.
A
andere
B
anderen

Slide 8 - Quizvraag

Trema & apostrof
  • Bekijk de twee filmpjes. 
  • Maak aantekeningen. 
  • Maak daarna de oefeningen in deze lesson-up. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

pvda er
A
PvdA'er
B
PvdA-er
C
PvdAër

Slide 12 - Quizvraag

ideeen
A
ideën
B
ideëen
C
ideeën
D
ideeen

Slide 13 - Quizvraag

peter boek
A
Peter's boek
B
Peters boek
C
Peters' boek

Slide 14 - Quizvraag

Max tas
A
Maxs tas
B
Max tas
C
Max' tas
D
Max's tas

Slide 15 - Quizvraag

mbo er
A
mboër
B
mbo'er
C
mbo-er

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
A
financiën
B
financieën
C
financieeën
D
fiancien

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed?
A
commerciëel
B
commercieël
C
commercieël
D
commercieel

Slide 18 - Quizvraag

Liggend streepje
koppelteken of weglatingsstreepje 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Maak een mindmap over de 7 regels wanneer je een koppelteken schrijft. Maak een foto en lever hier in. Tip: gebruik paragraaf 4.9.

Slide 22 - Open vraag

Wat is goed?
A
sportschoenen & sporttas
B
-schoenen en sporttas
C
sportschoenen en -tas

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
dinsdagavond en donderdagavond
B
dinsdag- en donderdagavond
C
dinsdagavond en donderdag-

Slide 24 - Quizvraag

Voorzetsels: aan elkaar of los

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Wie kijk erna?
B
Wie kijkt er na?

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De boeken staan erop.
B
De boeken staan er op.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De boeken staan achterop de kast.
B
De boeken staan achter op de kast.

Slide 29 - Quizvraag

Tussenletter s in samenstellingen
  • Stationstraat of stationSstraat?
  • Vervang het tweede deel door een ander woord: plein. 
  • StationSplein
  • Dus: stationSstraat

Slide 30 - Tekstslide

Wat is goed?
A
stationchef
B
stationschef

Slide 31 - Quizvraag

Tussenletter N in samenstellingen
  • Bekijk het filmpje
  • Vul je aantekeningen van vorige week aan of maak nieuwe.
  • Maak daarna de vragen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Wat is goed?
A
rijstebrij
B
rijstenbrij

Slide 34 - Quizvraag

Wat is goed?
A
schapewolk
B
schapenwolk

Slide 35 - Quizvraag

Wat is goed?
A
jokkebroek
B
jokkenbrok

Slide 36 - Quizvraag

Tot slot: werkwoordspelling
Maak de volgende oefening. 
Maak een screenshot van je score. 
Lever deze dadelijk in via de lesson-up.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Lever hier het screenshot van je score in.

Slide 39 - Open vraag

Aan de slag met je weektaak

Slide 40 - Tekstslide