Les spelling 'web' 23-10-2023

Spelling
Woorden die eindigen op een -b.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Woorden die eindigen op een -b.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe weet je of je een woord met een -b op een -p schrijft?
Tip! Maak het woord langer.
web -> webben
grap -> grappen

Slide 2 - Tekstslide

b klinkt als een -b
b klinkt als een -p
Gebak
heb
bizar
brons
korfbal
bieb

Slide 3 - Sleepvraag

Soms klinken woorden hetzelfde, maar hebben ze een andere betekenis.

Slab = voor baby's
Slap = tegengestelde van sterk

Krab = een dier
krap = weinig plek


Slide 4 - Tekstslide

Even oefenen....

Slide 5 - Tekstslide

De bioscoo.
A
p
B
b

Slide 6 - Quizvraag

De schu.
A
p
B
b

Slide 7 - Quizvraag

De clu.
A
p
B
b

Slide 8 - Quizvraag

B
P
ri.
schro.
eigenscha.
scho.

Slide 9 - Sleepvraag

Reflectie!
Hoe ging het? Vind je het moeilijk/makkelijk? Enzovoort.

Slide 10 - Open vraag

Aan de slag!
Spelling:
- Opdracht 2
- Plusknop

Klaar? -> Ga door met deze les voor taal!

Slide 11 - Tekstslide

Taal
Woorden die met vrienden en familie te maken hebben

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet jij al over een begrafenis?
Vul zoveel mogelijk in.

Slide 13 - Woordweb

Vandaag leren jullie woorden die met vrienden en familie te maken hebben. 
begraven                                                                      de herdenking
de ceremonie                                                             de rouwstoet
condoleren                                                                  ter nagedachtenis
de crematie                                                                 de uitvaart
cremeren                                                                      de weduwe
gedenken                                                                     de weduwnaar

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen...
Klik de juiste betekenis aan

Slide 15 - Tekstslide

begraven
A
iemand die gestorven is onder de aarde leggen
B
aan iemand of iets denken om de persoon of gebeurtenis niet te vergeten
C
het verbranden van iemand die gestorven is
D
een bijeenkomst waarbij je iets of iemand weer in je gedachten oproept.

Slide 16 - Quizvraag

de herdenking
A
iemand die gestorven is onder de aarde leggen
B
aan iemand of iets denken om de persoon of gebeurtenis niet te vergeten
C
het verbranden van iemand die gestorven is
D
een bijeenkomst waarbij je iets of iemand weer in je gedachten oproept.

Slide 17 - Quizvraag

crematie
A
iemand die gestorven is onder de aarde leggen
B
aan iemand of iets denken om de persoon of gebeurtenis niet te vergeten
C
het verbranden van iemand die gestorven is
D
een bijeenkomst waarbij je iets of iemand weer in je gedachten oproept.

Slide 18 - Quizvraag

gedenken
A
iemand die gestorven is onder de aarde leggen
B
aan iemand of iets denken om de persoon of gebeurtenis niet te vergeten
C
het verbranden van iemand die gestorven is
D
een bijeenkomst waarbij je iets of iemand weer in je gedachten oproept.

Slide 19 - Quizvraag

de rouwstoet
A
de begrafenis of crematie
B
rij personen of auto's die de gestorvene begeleidt naar de begrafenis of crematie
C
als een herinnering aan iemand die gestorven is
D
een vrouw van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 20 - Quizvraag

ter nagedachtenis
A
de begrafenis of crematie
B
rij personen of auto's die de gestorvene begeleidt naar de begrafenis of crematie
C
als een herinnering aan iemand die gestorven is
D
een vrouw van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 21 - Quizvraag

de uitvaart
A
de begrafenis of crematie
B
rij personen of auto's die de gestorvene begeleidt naar de begrafenis of crematie
C
als een herinnering aan iemand die gestorven is
D
een vrouw van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 22 - Quizvraag

de weduwe
A
de begrafenis of crematie
B
rij personen of auto's die de gestorvene begeleidt naar de begrafenis of crematie
C
als een herinnering aan iemand die gestorven is
D
een vrouw van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 23 - Quizvraag

de weduwnaar
A
iemand verbranden die gestorven is
B
zeggen dat je meeleeft met iemand die een vriend of een familielid is verloren
C
een officiële bijeenkomst bij een bijzondere gebeurtenis
D
een man van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 24 - Quizvraag

cremeren
A
iemand verbranden die gestorven is
B
zeggen dat je meeleeft met iemand die een vriend of een familielid is verloren
C
een officiële bijeenkomst bij een bijzondere gebeurtenis
D
een man van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 25 - Quizvraag

de ceremonie
A
iemand verbranden die gestorven is
B
zeggen dat je meeleeft met iemand die een vriend of een familielid is verloren
C
een officiële bijeenkomst bij een bijzondere gebeurtenis
D
een man van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 26 - Quizvraag

condoleren
A
iemand verbranden die gestorven is
B
zeggen dat je meeleeft met iemand die een vriend of een familielid is verloren
C
een officiële bijeenkomst bij een bijzondere gebeurtenis
D
een man van wie de echtgenoot of echtgenote is overleden

Slide 27 - Quizvraag

Even oefenen....
Vul het goede woord in

Slide 28 - Tekstslide

Soms wordt een overledene verbrand. Dat noem je een ...
A
begrafenis
B
crematie
C
ceremonie
D
herdenking

Slide 29 - Quizvraag

Jos is zijn opa verloren. Harm zegt dat hij meeleeft met Jos. Hoe noem je dit?
A
ter nagedachtenis
B
rouwstoet
C
gedenken
D
condoleren

Slide 30 - Quizvraag

Mijn oma is overleden. Opa is nu ...
A
weduwe
B
weduwnaar

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag!
Taal:
- Les 1a opdracht 2
- Les 1b t/m opdracht 6
- Plusknop/werkpakket 1x
- Vul de reflectie in op de volgende dia
- Weektaak

Slide 32 - Tekstslide

Reflectie!
Welke woorden vind je nog moeilijk? Wat vond je van deze les?

Slide 33 - Open vraag