Stijlkenmerken van Architectuur vanaf 1900 in Europa

Stijlkenmerken van Architectuur vanaf 1900 in Europa
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstgeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolLeerroute 5Leerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stijlkenmerken van Architectuur vanaf 1900 in Europa

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les ken je de verschillende architectuurstijlen vanaf 1900 in Europa
  • Aan het einde van de les ken je de materialen die in deze stijlen worden gebruikt
  • Aan het einde van de les ken je de beeldaspecten van de verschillende stijlen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de stijlkenmerken van architectuur vanaf 1900 in Europa?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stijlen Architectuur vanaf 1900 in Europa
  • Art Nouveau (ca. 1890-1910)
  • Expressionisme (ca. 1910-1930)
  • Bauhaus (ca. 1919-1933)
  • Art Deco (ca. 1920-1940)
  • Functionalisme / Modernisme (ca. 1930-1970)
  • Postmodernisme (ca. 1970-1990)
  • Deconstructivisme (vanaf ca. 1990)
  • Duurzame architectuur (21e eeuw)








Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Art Nouveau (ca. 1890-1910)
Deze stijl, bekend om zijn vloeiende lijnen en organische vormen, was een reactie op de industriële revolutie. Het probeerde kunst en ambacht te integreren in de architectuur. 
Voorbeelden zijn het werk van Antoni Gaudí in Barcelona en Victor Horta in Brussel.










Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Expressionisme (ca. 1910-1930)
Deze stijl werd gekenmerkt door zijn dramatische en emotionele vormgeving, vaak met gedurfde kleuren en ongewone vormen. 
Een beroemd voorbeeld is het Einstein-torenobservatorium in Potsdam, ontworpen door Erich Mendelsohn.










Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bauhaus (ca. 1919-1933)
Opgericht in Duitsland, combineerde deze stijl kunst, ambacht en technologie. Het was gericht op functionaliteit en had een minimalistische esthetiek. Het Bauhausgebouw in Dessau is een iconisch voorbeeld.










Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Art Deco (ca. 1920-1940)
Deze stijl was een mix van moderne decoratieve kunsten en industriële invloeden, vaak gekenmerkt door gestroomlijnde, geometrische ontwerpen. Het Chrysler-gebouw in New York, hoewel niet in Europa, is een van de meest bekende voorbeelden van deze stijl.










Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functionalisme / Modernisme (ca. 1930-1970)
Deze stijl benadrukte functionaliteit boven decoratie. Gebouwen hadden vaak een eenvoudige, geometrische vormgeving met een focus op het gebruik van nieuwe materialen zoals staal en beton. 
Le Corbusier was een belangrijke vertegenwoordiger van deze stijl.









Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Postmodernisme (ca. 1970-1990)
Deze stijl reageerde op het strenge modernisme door het gebruik van speelse, eclectische vormen, kleuren en historische referenties. 
Een voorbeeld is het gebouw van het Staatsgalerie in Stuttgart door James Stirling.









Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deconstructivisme (vanaf ca. 1990)
Deze stijl is gekenmerkt door fragmentatie en een interesse in het manipuleren van de oppervlakten en vormen van gebouwen. 
Het Guggenheim Museum Bilbao van Frank Gehry is een bekend voorbeeld.









Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzame architectuur (21e eeuw)
Nadruk op duurzaamheid en milieu in het ontwerp en de constructie van gebouwen. 
Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, natuurlijke materialen en energie-efficiëntie zijn belangrijk.









Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijlkenmerken
  • Materialen: beton, staal en glas
  • Stijlkenmerken: de specifieke kenmerken die een bepaalde stijl definiëren
  • Architectuur: de kunst en wetenschap van het ontwerpen van gebouwen en andere fysieke structuren
  • Beeldaspecten: de visuele elementen die een architecturaal werk vormen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.