1MH - Theme 5 - Grammar 13 // Ontkenningen met have (got)

Engels
1mh3

Eerste les op afstand 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Engels
1mh3

Eerste les op afstand 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen have/has?

Slide 2 - Open vraag

have got = I, you, we, they
has got = She He IT (SHIT)

I have got a dog.
My sister has got a dog.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een vraag met have/has got?

Slide 4 - Open vraag

Have/has vooraan de zin.

My sister has got a dog.     =     Has my sister got a dog?

Slide 5 - Tekstslide

Ontkenningen met have/has got
Ontkenning = als iets niet zo is.

Optie 1: have/has + not/n't + got

Kim has got a skateboard.    =   Kim hasn't got a skateboard.
We have got homework.        =   We haven't got homework.

Slide 6 - Tekstslide

Maak ontkennend:
My sister has got her own room.

Slide 7 - Open vraag

He has got a bunkbed.

Slide 8 - Open vraag

I have got a lot of hobbies.

Slide 9 - Open vraag

Ontkenningen met have/has got
Ontkenning = als iets niet zo is.

Optie 1: have/has + not/n't + got

Kim has got a skateboard.    =   Kim hasn't got a skateboard.
We have got homework.        =   We haven't got homework.

Slide 10 - Tekstslide

Ontkenningen met doesn't/ don't
Ontkenning = als iets niet zo is.

Optie 1: have/has + not/n't + got
Optie 2: don't have / doesn't have (dus geen got)

Kim has got a skateboard.    =   Kim doesn't have a skateboard.
We have got homework.        =   We don't have homework.

Slide 11 - Tekstslide

Ontkenningen met doesn't/ don't
Optie 2: don't have / doesn't have (dus nooit has)

Kim has got a skateboard.    =   Kim doesn't have a skateboard.
We have got homework.        =   We don't have homework.

Slide 12 - Tekstslide

Maak ontkennend:
My sister has got her own room.

Slide 13 - Open vraag

He has got a bunkbed.

Slide 14 - Open vraag

I have got a lot of hobbies.

Slide 15 - Open vraag

Ontkenningen met have/ has got kun je op ... manieren maken:
A
maar op 1 manier
B
op 3 manieren
C
op 2 manieren
D
op 3,5 manieren

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer gebruik je HAS?
A
He/ she/ I
B
bij alle personen
C
He/ she/ it
D
bij de rest

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je doesn't?
A
bij alle personen
B
bij he/ she/ it
C
bij we/ she/ it
D
bij he / she

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord komt er altijd voor wanneer je don't of doesn't gebruikt?
A
has
B
have
C
wasn't
D
was

Slide 19 - Quizvraag

Homework
Zie Magister
Opdr. 2,3,4
Opdr. 8,9,10
Opdr. 13

Slide 20 - Tekstslide