Om te bepalen in welke historische tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
jaartal
historische figuren
historische gebeurtenissen
gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
omgeving
Slide 6 - Tekstslide
Historische tijd
= periode waarin een verhaal zich afspeelt
Gebeurtenissen in een roman spelen zich meestal af in een bepaalde tijd. Bijvoorbeeld in de Gouden Eeuw, tijdens de Tweede Wereldoorlog of in 1980. Dit wordt de historische tijd genoemd.
Slide 7 - Tekstslide
Tijd
Historische tijd =
De periode waarin het verhaal zich afspeelt
BV: De historische tijd van Oorlogswinter is 1940-1945 of tijdens de Tweede Wereldoorlog
Heden/toekomst
Let op: de historische tijd kan ook in het heden of zelfs in de toekomst liggen
Slide 8 - Tekstslide
Hoe herken je de 'historische tijd'
Slide 9 - Tekstslide
Hoe herken je de historische tijd?
Het is vrijwel altijd mogelijk de historische tijd vast te stellen, ook als die nergens vermeld wordt.
Let op:
Voorwerpen/kleding
Omgangsvormen
Taalgebruik
Aanwijzingen, zoals het optreden van historische figuren of verwijzingen naar politieke gebeurtenissen.
Slide 10 - Tekstslide
Verteltijd en vertelde tijd
Slide 11 - Tekstslide
Verteltijd & vertelde tijd
Verteltijd = het aantal blz./ tijd nodig om te lezen
Vertelde tijd = de tijd die in een verhaal voorbij gaat
Slide 12 - Tekstslide
De vertelde tijd.....
.... kan versneld of vertraagd worden.
Tijdverdichting Tijdvertraging
Slide 13 - Tekstslide
Tijdverdichting en vertraging
Van tijdverdichting is sprake als de verteller stukken tijd samenvat in een aantal woorden.
Van tijdvertraging is daarentegen sprake als de verteller een korte tijdsperiode zeer uitgebreid beschrijft.
Slide 14 - Tekstslide
Tijdverdichting en tijdvertraging
Bij tijdvertraging neemt de schrijver veel langer de tijd om iets te beschrijven (verteltijd), dan dat de gebeurtenissen in werkelijkheid duren (vertelde tijd).
Bij tijdversnelling is de verteltijd juist veel korter dan de versnelde tijd.
verteltijd: tijd die je nodig hebt om te lezen. vertelde tijd: tijd die de gebeurtenissen in werkelijkheid (zouden) duren.
Slide 15 - Tekstslide
Waarom denk je dat een schrijver 'speelt'met de tijd door te vertragen of verdichten?
Slide 16 - Tekstslide
Een andere manier om spanning op te bouwen is te spelen met de chronologie.
Slide 17 - Tekstslide
Chronologisch of niet?
Hoe wordt verteld?
Volgorde:
chronologisch
niet-chronologisch
Niet-chronologisch ontstaat door:
vooruitwijzingen
terugverwijzingen (bijzondere vorm: flashback = personage beleeft het verleden weer 'echt')
Slide 18 - Tekstslide
vooruitwijzing / terugwijzing / flashback
Slide 19 - Tekstslide
Vooruitwijzing
De auteur noemt alvast iets om jou nieuwsgierig te maken.
Slide 20 - Tekstslide
Vooruitwijzing
Dat was nog maar het begin. Ik rook iets.
De gang werd donkerder.
Slide 21 - Tekstslide
terugwijzing
Ik dacht aan de keer dat hij mij verraden had en voelde hoe zijn ogen zich vulden met angst.
Slide 22 - Tekstslide
Tijd / spanningsopbouw
Flashback <---
Flashforward --->
Maar wat is dan...?
Terugwijzing <---
Vooruitwijzing --->
Flashback: het verhaal springt terug in de tijd en vertelt iets dat vroeger is gebeurd. Het verhaal is niet-chronologisch.
Terugwijzing: in het verhaal wordt gesproken over iets dat vroeger is gebeurd zonder dat het verhaal echt wordt onderbroken, bijv. in een uitspraak of gedachte van een persoon.
Slide 23 - Tekstslide
vooruitwijzing en terugwijzing.
korte wijzingen naar wat al gebeurd is of gaat gebeuren, niet langer dan een paar zinnen.
Slide 24 - Tekstslide
Tijdsprongen
Terugwijzing = personage denkt aan eerdere gebeurtenis
Vooruitwijzing = er wordt verwezen naar iets wat later gaat gebeuren
Niet-chronologisch: flashback/flashforward
Chronologisch: terug-/vooruitwijzing
Flashback Terugwijzing
Flashforward Vooruitwijzing
Slide 25 - Tekstslide
Terugwijzingen
Flashbacks
Je gaat terug in de tijd van het verhaal naar iets wat op een eerder moment gebeurde.
Slide 26 - Tekstslide
Tijdsprong
Een laatste manier om te spelen met de tijd en de spanningsopbouw is de tijdsprong.
Slide 27 - Tekstslide
Tijdsprong
Een tijdsprong is het overslaan van een stuk tijd, bijvoorbeeld een paar weken of een jaar.