Leesvaardig - argumenten

NEDERLANDS 
LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

NEDERLANDS 
LEESVAARDIGHEID
ARGUMENTEN

Slide 1 - Tekstslide

Gelijk hebben vs. gelijk krijgen
Soms probeert een schrijver of spreker jou ergens van te overtuigen. Jij bepaalt als lezer of dat lukt. Hiertoe stel jij jezelf vragen:

Klopt het wat de schrijver zegt?
Zijn de argumenten wel waar?
Is het verhaal logisch?

Als je deze vragen instemmend kunt beantwoorden, ben je eerder geneigd de schrijver gelijk te geven.

Slide 2 - Tekstslide

Mening, standpunt

Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.



Slide 3 - Tekstslide

Mening, standpunt

Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.



Soms herken je een standpunt aan onderstaande woorden, maar vaak moet je het als lezer maar uitzoeken.

Ik vind dat ... 
Volgens mij ... 
Dus ... 
Je zou ... moeten doen 
Ik denk ... 
Kortom ... 
Daarom ...

Slide 4 - Tekstslide

Argumenten

Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.



Slide 5 - Tekstslide

Argumenten

Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.



Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden:
omdat
doordat
want

Slide 6 - Tekstslide

Filmpje 1:
argumenten - de basis

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

standpunt
argument
We kunnen beter een beveiligingsbedrijf inhuren.
Er zijn inmiddels meer dan genoeg iPads verdwenen.
Ik weet niet of ik voor of tegen een rookverbod ben.
Ik weet er eerlijk gezegd nog te weinig van af.
Bij de vorige James Bondfilm kwam veel geweld voor.
Ik denk niet dat ik meega naar de nieuwe Bondfilm.
Er komt geen poes in huis.
Ik ben allergisch voor katten.
Ik ga nooit meer naar Lowlands.
De laatste keer ben ik een week ziek geweest.
Op de vorige toets haalde ik een onvoldoende.
Deze toets zal wel heel lastig worden.

Slide 9 - Sleepvraag

Tegenargument en weerlegging
Om iemands mening aan te vallen, kun je (op een nette manier) twee dingen doen:

1. Je valt het standpunt aan. Je gebruikt dan tegenargumenten. Dit zijn argumenten tegen het standpunt.

Ik vind Cambuur de mooiste club van Nederland (standpunt), want zij hebben veel sfeer in het stadion.

Slide 10 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
Om iemands mening aan te vallen, kun je (op een nette manier) twee dingen doen:
1. Je valt het standpunt aan. Je gebruikt dan tegenargumenten
2. Je valt het argument van de ander aan. Je gebruikt dan een weerlegging. Dit is vooral nuttig bij een waarderend argument.

Je zegt wel dat Cambuur meer sfeer op de tribune heeft (arg), maar als je op Nieuw Noord staat, is er een orkaan van geluid. (weerlegg.)

Slide 11 - Tekstslide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 12 - Tekstslide

Filmpje 2:
argumenten - de basis

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Nevenschikkende argumentatie
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 16 - Tekstslide

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 17 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Als je een van de twee ontkracht, klopt je argumentatie niet meer.

Slide 18 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht bij filmpje
Wat is zijn standpunt?
Welke argumenten geeft hij?
Zijn dit objectieve argumenten of subjectieve argumenten?
Geeft hij ook tegenargumenten? En hoe weerlegt hij deze?

Voor deze opdracht heb je pen en papier / computer nodig
Je levert de opdracht in via Teams

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Klaar met de argumentatieopdracht
van Lubach?
Ga dan naar blok 5, lezen, blz 226 e.v.
in je lesboek en maak opdracht 1, 2 en 3

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht argumenteren

-Jullie krijgen een stelling
- bedenk bij elke stelling 2 objectieve en 2 subjectieve
   argumenten
- formuleer bij elk argument een tegenargument
- ga vervolgens elk tegenargument weerleggen
- 1 deelnemer van het groepje levert de uitkomsten bij mij in

Slide 24 - Tekstslide