2.2 Zinsbouw

Nederlands
Zinsbouw
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Zinsbouw

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Vragen over het huiswerk van vorige week?
  • Deze week: formuleren 2.2 zinsbouw






                                                                                                                                                                    Hoe is het met je?

Slide 2 - Tekstslide

Inversie
In een ‘gewone’ zin staat het onderwerp vóór de persoonsvorm
Ik ga morgen naar school.
Bij inversie staat een ander zinsdeel vooraan in de zin:
Morgen ga ik naar school.



Slide 3 - Tekstslide

Is er in de volgende zin sprake van inversie?
'Morgen ga ik mijn toets leren.'
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Maak een zin met inversie en een zin zonder inversie met de volgende woorden:

liep ik gisteren naar de stad

Slide 5 - Open vraag

Foutieve Inversie
Morgen vertrek ik en ga ik vanmiddag inpakken.
Twee hoofdzinnen.
Morgen vertrek ik en ga ik vanmiddag inpakken.
Morgen vertrek ik --> inversie.
Ga ik vanmiddag inpakken --> inversiefout.
Morgen vertrek ik en ik ga vanmiddag inpakken.
Morgen vertrek ik en vanmiddag ga ik inpakken.

Tip:
Zinnen met foutieve inversie verbeter je door persoonsvorm en onderwerp om te draaien of door een zindeel voor persoonsvorm te zetten.



Slide 6 - Tekstslide

Samentrekking
Je mag in het Nederlands woorden weglaten. We zeggen dan dat we woorden hebben ‘samengetrokken’.
Ik trek mijn shirt en broek aan.
Ik trek mijn shirt aan en ik trek mijn broek aan.
Samengetrokken: ‘ik’, ‘aan’, ‘trek’ en ‘mijn’. Vier woorden weggelaten; iedereen snapt wat je bedoelt en het leest beter.


Slide 7 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Verschillende betekenis

We nemen een dagje vrij en de trein naar Amsterdam.
Een dag vrij nemen is iets anders dan ‘de trein nemen’.
Ik loop even door je stageverslag en straks met je mee naar de kantine.

Verschillende vormen
Je tas is hier en de jassen daar.
Onderwerp tas is enkelvoud, onderwerp jassen is meervoud. Juist is:
Je tas is hier en de jassen zijn daar.




Slide 8 - Tekstslide

Als je de tweede 'maakt' weglaat, bevat de zin een foutieve samentrekking. Leg uit waarom.

Machteld maakt eerst het eten klaar en maakt daarna de keuken schoon.

Slide 9 - Open vraag

Foutieve samentrekking
Grammaticale functie:


Deze film is spannend en geven we jou voor je verjaardag.
‘Deze film’ is in de eerste zin onderwerp, in de tweede zin lijdend voorwerp.

Juist is:
Deze film is spannend en die geven we jou voor je verjaardag.


Slide 10 - Tekstslide

Foute of lelijke formuleringen met bijzinnen
De bijzin staat los van de hoofdzin waarbij hij hoort:

Veel honden lijden aan erfelijke ziekten of afwijkingen. Doordat ze veel te ver zijn doorgefokt.

Gebruik een komma of gebruik twee zinnen.
Tip: zorg dat je zin een onderwerp heeft.


Slide 11 - Tekstslide

Inversie
Wat staat op de 2e plaats?
A
persoonsvorm
B
onderwerp = wie of wat
C
plaats
D
tijd

Slide 12 - Quizvraag

Heeft deze zin wel of geen inversie?

Volgende week hebben we vakantie
A
wel inversie
B
geen inversie

Slide 13 - Quizvraag

Foute of lelijke formuleringen met bijzinnen
De bijzin staat onnodig middenin de hoofdzin.

De vergunning van een fokker moet als hij honden te ver doorfokt, worden ingetrokken.
Zet een bijzin voorin of achterin je samengestelde zin.


Er staat een bijzin ín de bijzin.
Ik vind dat als een fokker honden te ver doorfokt zijn vergunning ingetrokken moet worden.
Haal de bijzinnen uit elkaar en zet ze achter elkaar.
Ik vind dat de vergunning van een fokker moet worden ingetrokken als hij zijn honden te ver doorfokt.



Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Extra uitleg? Bekijk het filmpje.
https://www.mrchadd.nl/academy/vakken/nederlands/inversie


Maken:
form 2.2 opdracht 1 t/m 7

Slide 15 - Tekstslide