Quiz Ark van Noach
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
4a multa malitia
is een
is een
A
nom.ev.
B
abl.ev.
C
nom.mv.
D
acc.mv.
Slide 3 - Quizvraag
God heeft spijt dat hij de mens gemaakt heeft. In welk woord wordt dit uitgedrukt?
A
cogitatio
B
paenituit
C
dolore
D
intrinsecus
Slide 4 - Quizvraag
4a vers 7 terrae
dit is een
dit is een
A
nom.ev.
B
gen.ev.
C
nom.mv.
D
dat.ev.
Slide 5 - Quizvraag
4b Wat neemt Noach allemaal mee?
A
vogels, insecten, lastdieren
B
vogels, reptielen en insecten
C
insecten, reptielen en lastdieren
D
vogels, lastdieren en reptielen
Slide 6 - Quizvraag
4b vers 22 Wie wordt bedoeld met illi?
A
God
B
alle levende wezens
C
Noach
D
alles
Slide 7 - Quizvraag
De afmetingen en inrichting
van de ark
van de ark
Slide 8 - Woordweb
4b vers 4 pluam
dit is een:
dit is een:
A
acc.ev.
B
bijvoeglijk naamwoord
C
coniunctivus
D
futurum
Slide 9 - Quizvraag
4d hoeveel mensen zijn er op de ark?
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 10 - Quizvraag
Hoe lang bedekt het water de aarde?
A
40 dagen
B
80 dagen
C
47 dagen
D
150 dagen
Slide 11 - Quizvraag
4e vers 1
Wat brengt God dat de overstroming doet stoppen? Citeer het Latijnse tekstelement.
Wat brengt God dat de overstroming doet stoppen? Citeer het Latijnse tekstelement.
Slide 12 - Open vraag
4e vers 2 et clausi...caelo
A
fontes is de acc.
B
abyssi is de nom.
C
cataractae is de nom.
D
caeli is de nom.
Slide 13 - Quizvraag
4e vers 3-5 euntes en redeuntes
Waar staat verderop in de tekst ongeveer hetzelfde in andere woorden uitgelegd? Citeer het Latijn.
Waar staat verderop in de tekst ongeveer hetzelfde in andere woorden uitgelegd? Citeer het Latijn.
Slide 14 - Open vraag
4e vers 9 eius
Wie wordt/worden hier bedoeld?
Wie wordt/worden hier bedoeld?
A
de raaf
B
de duif
C
de ark
D
noach
Slide 15 - Quizvraag
vers 11 Welk woord geeft aan dat de duif geen dorre tak meeneemt in zijn snavel?
Slide 16 - Open vraag
vers 13 aperiens
Wat is waar?
Wat is waar?
A
Dit is een PPP Mnl
B
Dit is een PPA Mnl
C
Dit is een PPA Vrw
D
Dit is een PPP Vrw
