Futur proche 1THV

Bonjour!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

Ton objectif


Ik kan het werkwoord aller (=gaan) vervoegen en de toekomende tijd maken.



Slide 2 - Tekstslide

Futur proche

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1: leer het rijtje van "aller"
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous 
allez
ils / elles 
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan

Slide 4 - Tekstslide

Je vais
Ils/elles vont
Nous allons
On va
Vous allez
Il/elle va
Tu vas
Hij/zij gaat
Ik ga
Jullie gaan
U gaat
Wij gaan
Jij gaat
Men gaat, we gaan
Zij gaan

Slide 5 - Sleepvraag

Stap 2
Om de futur proche te maken doe je het volgende:
                                 vorm van aller + heel werkwoord


                Bijvoorbeeld: Elle va danser avec sa copine
Vertaling: Zij gaat met haar vriendin dansen 

Slide 6 - Tekstslide

futur proche

Slide 7 - Tekstslide

Let op!!!
In het Frans plaatsen we de werkwoorden bij elkaar
In het Nederlands zeggen we: 
Zij gaat met haar broer zingen

In het Frans zeggen we:
Elle va chanter avec son frère.


Slide 8 - Tekstslide

De zinsvolgorde is dan:



onderwerp
vorm van aller
heel ww
rest v.d. zin
Nous
allons
écouter 
de la musique
Ma mère
va 
manger
une pomme

Slide 9 - Tekstslide

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
vorm van aller
hele
werkwoord
rest
van de zin
Ils
vont
acheter
des pantalons

Slide 10 - Sleepvraag

Let op
Als je een zin ontkennend maakt, dan zet je ne... pas om het 1e werkwoord in de zin. Dus:

onderwerp
ne vorm van aller pas
heel ww
rest v.d. zin
Nous
n'allons pas
écouter 
de la musique
Ma mère
ne va pas
manger
une pomme

Slide 11 - Tekstslide

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
 1e woord ontkenning
vorm van aller
2e woord ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Ils
vont
manger
la pizza 
ne
pas

Slide 12 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de futur proche:
Elle [ manger ]
A
Elle aller manger
B
Elle va manger
C
Elle alle manger
D
Elle va mange

Slide 13 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de futur proche
Nous (parler)

Slide 14 - Open vraag

Zet het werkwoord in de futur proche
Je (habiter)

Slide 15 - Open vraag

vul zoveel mogelijk (hele) Franse werkwoorden in

Slide 16 - Woordweb

Kies le futur proche
A
J'ai marché
B
Ils marchent
C
Tu vas marcher

Slide 17 - Quizvraag

futur proche - nous - plaisanter
A
nous avons plaisanté
B
nous plaisantons
C
nous allons plaisanté
D
nous allons plaisanter

Slide 18 - Quizvraag

ils - avoir (futur proche)
A
ils font avoir
B
ils avoirent
C
ils vont avoir
D
ils sommes avoir

Slide 19 - Quizvraag

futur proche - je - parler
A
je vais parler
B
j'ai parlé
C
je parle
D
je parlerai

Slide 20 - Quizvraag

Futur PROCHE
Vous ............. (être)
A
allez être
B
serez
C
allez serez
D
êtes

Slide 21 - Quizvraag

Vul in:
Je ... (aller/futur proche)
A
vais
B
vais aller
C
vas aller
D
va allez

Slide 22 - Quizvraag

Waar bestaat de futur proche uit?
A
een vorm van aller
B
een vorm van aller + heel ww
C
een vorm van avoir + vervoegd werkwoord
D
een vorm van être + voltooid deelwoord

Slide 23 - Quizvraag

De futur proche is een werkwoordtijd die je vertelt dat:
A
Iets straks of later gaat gebeuren
B
Iets nu gebeurt

Slide 24 - Quizvraag

Ken je nu het werkwoord aller en de tijd le futur proche?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Bon weekend et à la semaine prochaine!

Slide 26 - Tekstslide