Werkwoordstijden - The future

THE FUTURE
De toekomende tijd 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

THE FUTURE
De toekomende tijd 

Slide 1 - Tekstslide

Goal
Je kunt in the future de juiste tense (present simple, present continuous, to be going to, will/shall) gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

4 manieren om over de toekomst te praten

1. present simple 
2. present continuous 
3. to be + (not) going to + hele werkwoord 
4. will (not) + hele werkwoord 

Slide 3 - Tekstslide

Present simple (t.t.) 
Je gebruikt deze vorm bij feiten & gewoontes: 
  • I walk to school everyday. 
  • Water bolls if you heat it to 100 degrees. 

En bij vaste (vertrek)tijden: 
  • The lesson starts at 12.45u 


Slide 4 - Tekstslide

We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.
A
leaves
B
is leaving
C
is going to leave
D
will leave

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: leaves 

Het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval een bus)
-> dus present simple 

Slide 6 - Tekstslide

Are you looking for my dad? He’s not here. He always _________(walk) the dog around this time.
A
walks
B
is walking
C
is going to walk
D
will walk

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: walks

Het gaat hier om een gewoonte (iets wat diegene altijd doet) 
-> dus present simple 

Slide 8 - Tekstslide

Present continuous 
(duurvorm)

Je gebruikt deze vorm als iets nu aan de gang is: 
  • I am walking through the classroom.

En als je een afspraak met iemand hebt (tijd/plaats): 
  • We are meeting at the cinema tonight. 

Slide 9 - Tekstslide

I almost forgot. I need to leave earlier. I ___________________ (see) my doctor this afternoon.
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: am seeing

Want het gaat hier om een afspraak, waarvan je de tijd en/of plaats weet.
-> dus present continuous


Slide 11 - Tekstslide

I ________ (stay) at my house at the moment.
A
stay
B
am staying
C
am going to stay
D
will stay

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: am staying

Het is op dit moment aan de gang (at the moment)
-> dus present continuous 

Slide 13 - Tekstslide

To be + going to + hele werkwoord
am, is of are + going to + hele werkwoord 

Je gebruikt deze vorm bij (toekomst)plannen: 
  • I am going to travel this summer. 

Bij voorspellingen met bewijs: 
  • It is going to rain today. 

Slide 14 - Tekstslide

Do you see those clouds? It _______________________ (rain) a lot today!
A
rains
B
is raining
C
is going to rain
D
will rain

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: is going to rain

Je maakt een voorspelling met bewijs: je ziet de wolken (clouds)
-> dus to be + going to + hele werkwoord 

Slide 16 - Tekstslide

I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: am going to see

Het gaat hier over een plan dat je voor de toekomst hebt. Je gaat P!NK zien volgend jaar, omdat je daar een kaartje voor gekocht hebt. 
-> dus to be + going to + hele werkwoord 

Slide 18 - Tekstslide

Will (won't) + werkwoord 
Je gebruikt deze vorm bij een belofte, aanbod, aankondging of besluit: 
  • I will help you. I promise! 
  • I will eat outside. 

En bij voorspellingen (zonder bewijs): 
  • (I think) we will live on the moon in 50 years. 

Slide 19 - Tekstslide

Oof! That bag looks really heavy. I ________________ (help) you with that!
A
help
B
am helping
C
am going to help
D
will help

Slide 20 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: will help

Er is hier sprake van een aanbod. Je wil iemand helpen. 
-> dus will + werkwoord 

Slide 21 - Tekstslide

When I grow up, I ___________________ (live) in a huge house.
A
live
B
am living
C
am going to live
D
will live

Slide 22 - Quizvraag

Uitleg
Het juiste antwoord is: will live

Dit is een voorspelling zonder bewijs. 
-> dus will + werkwoord 

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen:
Met de volgende vragen ga je weer met de uitleg oefenen. 

Slide 24 - Tekstslide

I ______ (work) now, can you come back later?
A
work
B
am working
C
am going to work
D
will work

Slide 25 - Quizvraag

She _______ (be) always late.
A
is
B
is being
C
is going to be
D
will be

Slide 26 - Quizvraag

I can hear the phone ringing in the other room. I _____ (get) it!
A
get
B
am getting
C
am going to get
D
will get

Slide 27 - Quizvraag

We ______ (meet) Jackie and Robin at the swimmingpool at 3pm.
A
meet
B
are meeting
C
are going to meet
D
will meet

Slide 28 - Quizvraag

It's a fact that a newborn panda _____ (weigh) as much as a cup of tea.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 29 - Quizvraag

Shirley and Tristan ______ (watch) a film right now.
A
watch
B
are watching
C
are going to watch
D
will watch

Slide 30 - Quizvraag

He always ______ (take) the bus to school.
A
takes
B
is taking
C
is going to take
D
will take

Slide 31 - Quizvraag

HUISWERK 21-9-2022
THEME 1

Maak: 
Opdracht 1 t/m 15

Leer:
Vocabulary A/B/C

Slide 33 - Tekstslide