H1: Hoeveel verdien je eraan? 1.2 De winkelier wil winst (plein M editie 4) Deel 1

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.2 De winkelier wil winst


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.2 De winkelier wil winst


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?


  • Herhalen Theorie 1.1 producten maken
  • Deel 1 Theorie 1.2 De winkelier wil winst
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen leerdoelen
Leerdoelen:

Je kunt nu:

  • uitleggen dat elk bedrijf in een bedrijfskolom waarde toevoegt aan het product √
  • benoemen welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het produceren √
  • weet je welk voordeel producenten en consumenten hebben.√
  • kun je vertellen wat investeren is en kapitaalgoederen zijn.√

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 De winkelier wil winst
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les 

  • weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent
  • kun je de brutowinst berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel geld komt er binnen?
De afzet
Het aantal producten dat een winkel verkoopt.


De omzet of verkoopopbrengst
Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt 
door de verkoop van producten.





Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omzet berekenen
Je berekent de omzet als volgt.




De afzet is: 430 ijsjes
De verkoopprijs is: €2,25 per ijsje

De omzet is 430 × € 2,25 = €967,50











Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groot inkopen
Een winkelier moet de goederen in de winkel eerst zelf kopen.


Het totaalbedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van goederen noem je de inkoopwaarde.


De inkoopwaarde haal je van de omzet af.

Wat overblijft is de brutowinst.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst berekenen
Je berekent de brutowinst als volgt.










De omzet is: €24.800
De inkoopwaarde is: €9.600
De brutowinst is € 24.800 - € 9.600 = €15.200

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
20:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 7 op blz 15 t/m 17. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 9 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opgave 1 ablz 15:

Wat is het verschil tussen de groenteboer in bron 6 en de groenteboer in bron 7?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 16:

a Wat is de afzet?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 17:

b Wat is de verkoopprijs?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 17:

c Bereken de omzet.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 17:

Bereken de omzet van dit weekend.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 17:

a Wat is de afzet van de posters op de eerste dag?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 17:

b Bereken de omzet die de woonwinkel die dag heeft met de verkoop van posters.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 17:

c De aanbieding geldt een week. In deze hele week is de omzet € 8.589,25.
Bereken de afzet in die week..

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 17:

a Wat is de inkoopwaarde?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 17:

b Als winkelier wil je de inkoopwaarde zo laag mogelijk houden. Leg uit waarom.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 6 blz 17
Bereken de ontbrekende bedragen en noteer ze in de tabel.


Bakkerij Krakeling: brutowinst € 66.000,--
Youth Fashion brutowinst € 47.500,--
the gamestore: € 53.000,--
the bioboetiek € 95.500,--




omzet inkoopwaarde brutowinst
Bakkerij Krakeling € 145.000 € 79.000
Youth fashion € 87.000 € 39.500
The Gamestore € 112.000 € 59.000
De Bioboetiek € 47.000 € 48.500

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 7 blz 18:

a Bereken Guus zijn omzet.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 7 blz 18:

b Bereken Guus zijn brutowinst.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten
Leerdoelen:

Nu:

  • weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent √
  • kun je de brutowinst berekenen √

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies