In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Steden
Hoofdstuk 2
Slide 1 - Tekstslide
2.1 Steden worden steeds belangrijker
Hoofdstuk 2
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt drie verschillen noemen tussen een stad en het landelijk gebied
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen wereldsteden, megasteden en hoofdsteden
Je kunt uitleggen wat het verband is tussen welvaart en verstedelijking
Slide 3 - Tekstslide
Waar denk je aan bij een stad
Slide 4 - Woordweb
ik woon liever in een dorp/stad, omdat....
Slide 5 - Open vraag
Tegenwoordig is het moeilijk om een stad te herkennen:
IJsland - 500 inwoners
Japan - 50.000 inwoners
Slide 6 - Tekstslide
Landelijk gebied
Stedelijk gebied
Slide 7 - Tekstslide
3 kenmerken van een stedelijk gebied:
1. hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid, er is veel hoogbouw.
2. grote variatie in welvaart, opleidingsmogelijkheden en cultuur.
3. grote variatie aan voorzieningen dicht bij elkaar.
Slide 8 - Tekstslide
Landelijk gebied: gebied met een lage bevolkings- en bebouwingsdichtheid en weinig variatie in voorzieningen.
Slide 9 - Tekstslide
Megastad, wereldsteden en hoofdsteden
Slide 10 - Tekstslide
3 soorten steden
1. Megastad: + 10 miljoen inwoners.
2. Wereldstad: stad die wereldwijd belangrijk is. Economisch, cultuur en politiek.
3. Hoofdstad: belangrijkste stad, waar meestal de regering zetelt.
Slide 11 - Tekstslide
Verschillende steden
Er zijn veel verschillende soorten steden, namelijk: Een hoofdstad, megastad, wereldstad.
Een megastad heeft meer dan 10 miljoen inwoners.
Slide 12 - Tekstslide
Verschillende steden
Een hoofdstad is vaak de belangrijkste stad van een land. Het kan zijn dat een hoofdstad samen valt met een megastad en een wereldstad, zoals London en Tokyo.
Slide 13 - Tekstslide
Steeds meer stadsbewoners
Lezen blz. 69
Slide 14 - Tekstslide
Wat is verstedelijkingsgraad?
A
Aantal steden in een land.
B
Groei van het aantal steden in een land.
C
Percentage van de bevolking dat in steden woont.
D
Groei van de bevolking in steden.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is verstedelijkingstempo?
A
Snelheid waarmee er meer steden in een land komen.
B
De groei van de steden in oppervlakte.
C
Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.
D
De groei van het aantal steden in een land.
Slide 16 - Quizvraag
Wat hebben welvaart en verstedelijking met elkaar te maken?
Slide 17 - Open vraag
Opdrachten maken
hoofdstuk 2: Steden
2.1 Steden worden steeds belangrijker
Blz. 70 tm 73
maken opdrachten: 2, 3, 4 en 6
Klaar? Mij laten controleren en herhaling maken online of leerdoelen samenvatting maken
Slide 18 - Tekstslide
2.2 De spreiding van steden in een land
Hoofdstuk 2
Slide 19 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen welke factoren de spreiding van steden bepalen.
Je kunt aan de hand van de plattegrond oude en nieuwe delen van een stad herkennen.
Je kunt met een kaart of tabel het spreidingspatroon van steden in een land herkennen.
Slide 20 - Tekstslide
Waarom ligt juist daar een stad?
Lezen blz. 74
Slide 21 - Tekstslide
Noem twee gebiedskenmerken die de spreiding van steden verklaren
Slide 22 - Open vraag
Welke kenmerk hoort bij een relatieve ligging van een stad?
A
vindplaats grondstoffen
B
vruchtbare grond
C
hoe een plaats ligt t.o.v. ander plaatsen
D
vlakke gebieden
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een stedelijk netwerk?
A
Een aantal steden die aan elkaar gegroeid zijn
B
Een aantal steden die in hetzelfde land liggen
C
Een aantal steden die dicht bij elkaar liggen
D
Een aantal steden die sterk verbonden met elkaar zijn
Slide 24 - Quizvraag
Primate cities en satalietsteden
Lezen blz. 74
Slide 25 - Tekstslide
Wat is een primate city
A
Heeft altijd meer dan 8 miljoen inwoners
B
Is altijd de hoofdstad
C
Is verre weg de grootste stad in een land
D
Ligt altijd aan de kust
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een satellietstad?
Slide 27 - Open vraag
De historische plattegrond van steden
Lezen blz. 75
Slide 28 - Tekstslide
Wat is en kenmerk van het stratenpatroon van het centrum een middeleeuwse stad?
Slide 29 - Open vraag
wat is een koloniale dubbelstad
A
twee steden die op elkaar lijken
B
als een kant van de stad heel oud is en de andere kan nieuw
C
nieuw wegen patroon
D
waarbij 1 iemand over twee steden regeert
Slide 30 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van een koloniale dubbelstad.
A
goed
B
fout
Slide 31 - Quizvraag
Opdrachten maken
hoofdstuk 2: Steden
2.2 De spreiding van steden in een land
Blz. 76 tm 77
maken opdrachten: 3, 5 en 6
Klaar? Mij laten controleren en herhaling maken online of leerdoelen samenvatting maken