M2 Woordsoorten terugblik cursus 5

Welkom

Herhaling M1
Grammatica

Woordsoortbenoeming
Nederlands

Wat heb je nodig?
*Laptop
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom

Herhaling M1
Grammatica

Woordsoortbenoeming
Nederlands

Wat heb je nodig?
*Laptop

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

Grammatica 1:

terugblik woordsoorten
terugblik zinsontleding


Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Welke woordsoorten ken je?

Slide 7 - Woordweb

Woordsoorten

1. werkwoord
2. lidwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord
5. voorzetsel


Slide 8 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Noem drie werkwoorden die als eerste in je opkomen

Slide 11 - Open vraag

Werkwoorden
Werkwoorden noemen we ook weleens doe-woorden.
Het zijn namelijk dingen die je kunt doen, zoals:

lopen, fietsen, staan, zitten, schrijven, slapen, gamen, eten, wachten......
Er zijn zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de
het
een

Slide 13 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
  • Mensen
  • Dieren
  • Planten
  • Dingen
  • Namen
  • Aardrijkskundige namen

Slide 14 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat vóór een zelfstandig naamwoord en na het lidwoord

Slide 16 - Tekstslide

Voorzetsel
Woord dat samen met een ander woord (meestal) plaats en richting bepaalt, zoals
Het haantje op de toren.
De Slag bij Waterloo.
Ga naar buiten.
Kom op tijd.

Slide 17 - Tekstslide

Voorzetsel

 'Het vogelkooitje':
De vogel zit in het kooitje.
De vogel zit naast het kooitje.
De vogel zit achter het kooitje.
Of 'het feest':
Tijdens het feest.
na het feest.
Voor het feest.



Slide 18 - Tekstslide

Quiz

Slide 19 - Tekstslide

Het woord "een" noemen we een....
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 24 - Sleepvraag

Noem een lidwoord:

Slide 25 - Open vraag

Maak een goede zin waarin twee voorzetsels voorkomen.

Slide 26 - Open vraag

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
Cursus 5.1 online
Herhaling WS leerjaar 1 

Slide 28 - Tekstslide