fotografie H5.7 en herhaling H5
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Is de ooglens een bolle of holle lens?
A
Bolle lens (+)
B
Holle lens (-)
Slide 2 - Quizvraag
De ooglens is een bolle lens. De lens kan wel platter worden door accommoderen.
Wat is accommoderen?
A
Boller en platter worden van de ooglens.
B
Pupil groter en kleiner maken.
C
Oog open en dicht doen.
D
Een oog dicht doen.
Slide 3 - Quizvraag
Accommoderen is het boller en platter maken van de ooglens. Zo kun je scherpkijken van dichtbij en veraf.
In welk onderdeel van het oog liggen de lichtgevoelige cellen?
A
Hoornvlies
B
Pupil
C
Iris
D
Netvlies
Slide 4 - Quizvraag
In het netvlies liggen lichtgevoelige cellen.
Kegeltjes en staafjes.
Kegeltjes zijn gevoelig voor kleur.
Staafjes zijn gevoelig voor veel of weinig licht.
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
De lichtstralen komen de camera binnen, deze worden afgebroken door de lens van de camera.
Achter in de fotocamera zit een lichtgevoelig plaatje. Dit plaatje is de CCD. De CCD zet elke lichtstraal op in signalen die dan naar de chip worden gestuurd die er een digitaal bestand van maakt. Dit digitale bestand (de foto) wordt opgeslagen op de geheugenkaart (memory card).
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welk onderdeel van een camera, is vergelijkbaar met het netvlies?
A
memory card
B
CCD
C
objectief
D
geheugenkaart
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Uit welke kleuren bestaat een pixel?
A
Rood, Groen, Blauw
B
Oranje, Geel, Violet
C
Oranje, Groen, Violet
D
Rood, Geel, Blauw
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Smart-devices (slimme apparaten) hebben een display (scherm). Deze schermen bestaan uit pixels. Pixels bestaan uit 3 lampjes met de kleuren rood, groen en blauw.
(Dit geldt voor LED- en LCD-schermen)
Er zijn tegenwoordig ook nieuwere type schermen zoals OLED en AMOLED.
Dit type schermen, werken op een andere manier.
Slide 11 - Tekstslide
Het LCD-dcherm, bestaat uit 2 polarisatiefilters met daar tussen een vloeibaarkristal.
Als De lichtgolf door het eerste polarisatiefilter komt, gaat hij het vloeibaarkristal in. Het vloeibaarkristal draait de lichtstraal als deze niet onder stroom staat (aan-stand).
Staat het vloeibaarkristal wel onderstroom, kan de lichtgolf niet draaien. Als de lichtgolf niet kan draaien kan deze niet door het 2de polarisatiefilter (uit-stand).
Slide 12 - Tekstslide
De flitser, of flits genoemd, is een exta licht, zodat een foto beter genomen kan worden.
Soms is het namelijk te donker voor de CCD om iets waar te nemen, de flits zorgt er voor dat er weer genoeg licht komt.
Dit kun je zelf instellen (handmatig) maar ook door de camera zelf laten doen (automatisch).
Als het automatisch gebeurt, geeft de CCD door aan de computer in de camera, dat er te weinig licht is. De flits gaat dan automatisch aan.
Waar zorgt de flits voor?
A
extra CCD's
B
extra geheugen
C
extra licht
D
extra duisternis
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Spiegels weerkaatsen de lichtstralen. Hierdoor ontstaat een spiegelbeeld.
Spiegelbeelden kun je ook tekenen.
Zie blz. 11 voor extra uitleg.
Slide 17 - Tekstslide
We hebben drie soorten lichtbundels.
De evenwijdige lichtbundels. De aftand tussen de lichtstralen blijft het zelfde, altijd.
Divergente lichtbundels: De lichtstralen gaan steeds verder vanaf elkaar.
Convergente lichtbundel: De lichtstralen gaan naar elkaar toe.
Als licht van tussenstof verandert, breekt het licht dat er door heen gaat. De richting van de lichtstraal verandert dan.
Bij welke lichtbundel lopen de lichtstralen naar elkaar toe?
A
Evenwijdige lichtbundel
B
Convergente lichtbundel
C
Divergente lichtbundel
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 19 - Tekstslide
Bolle lens: convergerende werking; lichtstralen gaan naar elkaar toe.
Holle lens: divergerende werking; lichtstralen gaan van elkaar af.
F= brandpunt, het punt waar alle lichtstralen, die voor de lens evenwijdig liepen aan de hoofdas, elkaar snijden.
f= brandpuntsafstand, de afstand van het midden van de lens, tot het brandpunt.
Slide 20 - Tekstslide
Bladzijde 35 t/m 41
Lees deze uitleg goed door.
Een oefen hier mee.
Waar staat het symbool 'F' voor.
A
brandpunt
B
brandpuntsafstand
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat kan er tijdens de les beter volgens jou?
Slide 22 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 23 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
