2. Onderwerp hoofdgedachte signaalwoorden

Onderwerp, hoofdgedachte en tekstverbanden

Wat zijn het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst en hoe herken ik ze? Wat zijn tekstverbanden?

En waarom wil ik dit leren?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Onderwerp, hoofdgedachte en tekstverbanden

Wat zijn het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst en hoe herken ik ze? Wat zijn tekstverbanden?

En waarom wil ik dit leren?

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze lesson up:
  • Kun je het onderwerp van een tekst formuleren.
  • Kun je de hoofdgedachte van een tekst formuleren.
  • Kun je signaalwoorden en tekstverbanden herkennen in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Je krijgt straks een filmpje te zien over het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst. 

Wat denk je dat het verschil is tussen deze twee?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat bekijk je van een
tekst om het onderwerp
te weten?

Slide 5 - Woordweb

De hoofdgedachte is een .... van de tekst in één zin.
A
lokkertje
B
samenvatting
C
opsomming

Slide 6 - Quizvraag

Bekijk de tekst.

In de slide hierna beantwoord je wat het onderwerp is.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Afscheidsfeestje premier Johnson
B
De ambtswoning van premier Johnson
C
Overlijden prins Philip
D
Beschuldiging feestjes premier Johnson

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de tekst.

In de slide hierna beantwoord je wat het onderwerp is.kst

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 10 - Open vraag

Welke zin geeft de hoofd-gedachte het beste weer?

Slide 11 - Tekstslide

Welke zin geeft de hoofdgedachte het beste weer?
A
Nutri-Score maakt gezonder kiezen makkelijk
B
Albert Heijn wil met Nutri-Score klanten helpen om een gezonde leefstijl mogelijk te maken.
C
Daarom zie je het voedselkeuzelogo op steeds meer plekken terug ....... en op steeds meer producten

Slide 12 - Quizvraag

Signaalwoorden
Woorden die een verband aangeven tussen de ene en de andere zin of alinea.

Dit noem je een tekstverband

Slide 13 - Tekstslide

Lees de onderstaande tekst
Mert werd geboren in Turkije. Toen hij acht was verhuisde hij naar Nederland. Toen hij in Nederland was ging hij daar naar school. Dat vond hij stom. En toen werd hij vrienden met Tom. En toen vond Mert het iets leuker in Nederland. Toen bedacht hij dat hij op voetbal wilde. Dat mocht niet van zijn moeder. Toen ging Mert maar gewoon stiekem voetballen met de buurkinderen. 
Wat valt je op?

Slide 14 - Tekstslide

Lees de onderstaande tekst
Mert werd geboren in Turkije. Toen hij acht was verhuisde hij naar Nederland. Toen ging hij daar naar school. Dat vond hij stom. Toen sprak hij nog bijna geen Nederlands. En toen werd hij vrienden met Tom. En toen vond Mert het iets leuker in Nederland. Toen bedacht hij dat hij op voetbal wilde. En toen mocht dat niet van zijn moeder. Toen ging Mert maar gewoon stiekem voetballen met de buurkinderen. 

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden
Er zijn heel veel meer signaalwoorden dan alleen maar 'toen'. Ook geven verschillende soorten signaalwoorden verschillende verbanden aan:

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden
voorbeeld
  • zoals 
  • bijvoorbeeld
opsomming
  • en
  • verder
  • ten eerste
  • tenslotte
tegenstelling
  • maar
  • toch
  • echter
  • hoewel
vergelijking
  • net als
  • evenals
  • zoals
reden/verklaring
  • omdat
  • want
  • daarom
oorzaak-gevolg
  • want
  • doordat
  • daardoor
doel-middel
  • daarmee
  • door middel van
voorwaarde
  • als
  • indien
  • tenzij
tijd
  • vroeger
  • intussen 
  • tijdens
samenvatting
  • al met al
  • geconcludeerd kan worden dat
  • kortom
conclusie
  • dus
  • tot slot
Bestudeer kort

Slide 17 - Tekstslide

Mert werd geboren in Turkije.                                    hij acht was verhuisde hij naar Nederland en 

ging daar naar school. Dat vond hij stom                                    hij nog bijna geen Nederlands sprak.

Gelukkig werd hij vrienden met Tom.                                       vond Mert het iets leuker in Nederland. 

                                    hij op voetbal mocht, werd het vast nog leuker.                                       dat mocht 

niet van zijn moeder.                                          ging Mert maar gewoon voetballen met de

 buurkinderen. 
Lees de aangepaste tekst en sleep de signaalwoorden naar de juiste plek.
Toen
omdat
Daardoor
Als
Maar
Daarom

Slide 18 - Sleepvraag

Signaalwoordenspel
  • Maak teams
  • De docent draait aan het rad 
  • Ieder team krijgt 30 seconden om een zin te maken met het signaalwoord
  • Schrijf het puntenaantal dat je voor de zin krijgt erachter
  • Wissel na afloop jullie antwoorden uit met een ander team
  • Kijk het na en geef de punten voor de zinnen die kloppen

Slide 19 - Tekstslide

Maak in 30 seconden een zin met...
timer
0:30

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk!

Deze les helpt je bij het maken van het werkblad Samen beter lezen van de quest Samen beter lezen.

Slide 21 - Tekstslide