Grondrechten + toetsvoorbereiding

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 
Sociaal maatschappelijke dimensie
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 
Sociaal maatschappelijke dimensie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
De sociaal maatschappelijke dimensie
Theorie 'waarden en normen' (15 min.)
Theorie 'grondrechten' (15 min.)
Zelfstandig werken (15 min.)
Oefentoets (45 min.)
Afsluiting (5 min.)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Aan het eind van deze les:
  • Kun je uitleggen wat een waarde en een norm is én voorbeelden geven uit je eigen leven
  • Kun je uitleggen wat er in art. 1 van de Grondwet staat
  • Weet je wat je kunt verwachten op de toets

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op de vorige les
1. Welke drie waarden zijn voor jou belangrijk? Welke normen horen hierbij?
2. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat het soms lastig is om te leven naar je waarden.
3. Kun je een relatie  hebben met iemand die andere waarden heeft dan jij?


Slide 4 - Tekstslide

Normen zijn als het ware gedragsregels gefundeerd in waarden. Bijvoorbeeld: ik zal altijd mijn eigen geld verdienen (norm) want onafhankelijkheid (waarde) is belangrijk voor mij. Of: ik zal me nooit anders voordoen dan ik ben (norm) want ik vind authenticiteit (waarde) belangrijk.
Waarde

Iets wat een persoon of een groep belangrijk vindt in het leven.

Vaak één woord.
Eindigt meestal op - heid, zoals eerlijkheid.
Norm

Een idee over wat normaal is of een regel over hoe je je moet gedragen.

Een norm helpt je om je waarden te bereiken.
Sommige normen gelden voor iedereen:
- ongeschreven regels
- geschreven regels

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De weg naar Chichester

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Art. 1 Grondwet
1798: Alle Leden der Maatschappij hebben, zonder onderscheiding van geboorte, bezitting, stand, of rang, eene gelijke aanspraak op derzelver voordeelen.
1983 -->
2023:  Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Slide 8 - Tekstslide

https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vi7pkisz82r9/artikel_1_gelijke_behandeling_en
Wanneer is er sprake van discriminatie?

Een vooroordeel is een mening over een persoon of groep die niet op feiten is gebaseerd. Een stereotype is een beeld van een groep mensen dat vaak niet klopt met de werkelijkheid: te eenvoudig of juist overdreven.

Er is sprake van discriminatie als je ook mensen benadeelt (handelen) vanwege vooroordelen, bijvoorbeeld liever een man of Nederlander aannemen voor een functie. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BESPREEK IN DUO'S

 Vraag 1: Op basis waarvan heeft het uitzendbureau – denk je – besloten om de sollicitant wel of niet te laten solliciteren?
 
Vraag 2: Hoe kun je dit voorkomen?

Vraag 3: Wat doe je als het je overkomt?
 



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Maak de opgaven in je boek!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je identiteit?
A
Dat wat anderen van jou zien.
B
Eigenschappen die bij jou horen en uniek aan jou zijn.
C
De omgeving waar je in woont.
D
Je opvoeding en je opleiding bij elkaar opgeteld.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is aangeboren?
A
De kleur van je ogen
B
Je staat op in de metro voor een ouder persoon.
C
Je kan met stokjes eten
D
Je kan goed piano spelen, omdat je les hebt gekregen van de buurman.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van je sociale identiteit?
A
Amateurvoetballer zijn
B
Fan zijn van Miley Cyrus
C
Moslim zijn
D
A, B en C zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
Aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
Alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is sociale controle?
A
De overheid let op het gedrag van burgers
B
De controle op uitkeringsfraude door sociale diensten
C
De bewoners van een stad of dorp letten op elkaars gedrag
D
Gedragsregels op het gebied van seksualiteit

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de docent jou een compliment geeft, is dit een voorbeeld van..
A
Een positieve sanctie
B
Een negatieve sanctie
C
Imitatie
D
Rolgedrag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatie leidt ... tot internalisatie
A
altijd
B
soms
C
nooit

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er sprake is van internalisatie is socialisatie gelukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag dat je niet direct bij iemands rol verwacht

A
Rolgedrag
B
Roldoorbrekend gedrag
C
Identiteit
D
Internalisatie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van rolgedrag?

A
een stoere jongen die huilt
B
een strenge politieagent
C
een vriend die jou belazert
D
een sporter die rookt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Rolgedrag zorgt ervoor dat we ons aan de omgeving aanpassen.
2. Rolgedrag bepaalt hoe je je bij vrienden kunt gedragen.

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn waarden?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen zijn:

A
dingen mensen belangrijk vinden in het leven.
B
straffen die de overheid oplegt.
C
regels hoe jij en anderen zich moeten gedragen.
D
gevolgen van belangentegenstellingen.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN waarde?
A
Eerlijkheid
B
Veiligheid
C
Je eet niet met open mond
D
Loyaliteit

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aangeleerde normen en waarden zijn vanzelfsprekend gedrag geworden.
Waarvan is dit de definitie?
A
identiteit
B
internalisatie
C
socialisatie
D
rolgedrag

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is integratie?
A
Volledig aanpassen
B
Uitwisseling van culturen
C
Niet aanpassen
D
De dominante cultuur volledig overnemen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is diversiteit?
A
Iedereen is gelijk
B
Verschil in hoe ik zelf ben
C
Verschillen tussen mensen
D
Eenzijdig

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is diversiteit op de werkvloer?
A
De verschillen die mensen in hun werk aanbrengen op basis van geslacht, leeftijd, ras, etniciteit of professionele achtergrond.
B
Iemand promoten op basis van zijn of haar overtuigingen.
C
Sommige mensen meer kans geven om zich uit te drukken over anderen.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Culturele diversiteit is.....
A
het aantal geloofsovertuigingen die er zijn
B
één soort cultuur
C
de verscheidenheid aan culturen die er bestaat in een land,
D
de hoeveelheid aan talen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is seksuele diversiteit?
A
Op wie je valt
B
Experimenteren met je partner
C
Op verschillende plekken seks hebben
D
Dat de hoeveelheid sekspartners divers is

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met "openstaan voor diversiteit"?
A
zoeken naar verschillen tussen mensen
B
zichtbare en onzichtbare verschillen erkennen en respecteren
C
weten dat er mensen zin die anders zijn dan jou
D
zichtbare en onzichtbare verschillen herkennen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is etnische diversiteit?
A
Er zijn verschillende bevolkingsgroepen
B
Er is één heersende bevolkingsgroep
C
Er zijn weinig verschillen binnen bevolkingsgroepen
D
Er zijn veel verschillen binnen één bevolkingsgroep

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijfscultuur is......
A
Het geheel van waarden en normen en gewoonten
B
Het geheel van waarden en normen
C
Geschreven regels
D
De gewoonten

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij "bedrijfscultuur"?
A
Dat er een directeur is
B
Elke vrijdag patat met alle personeelsleden
C
Zaterdag en zondag vrij
D
Het bedrijf zit in een mooi pand

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is bedrijfscultuur belangrijk?
A
Het kan de werknemers afleiden.
B
Het heeft geen invloed op werknemers.
C
Het is alleen belangrijk voor het management.
D
Het kan de motivatie van werknemers verbeteren en de productiviteit verhogen.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is segregatie?
A
Bevolkingsgroepen leven apart van elkaar
B
Bevolkingsgroepen doen moeilijk mee in de maatschappij
C
Bevolkingsgroepen leven dicht bij elkaar
D
Bevolkingsgroepen zijn werkloos

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie is...
A
Je volledig aan de dominante cultuur aanpassen
B
Je deels aan de dominante cultuur aanpassen
C
Je helemaal niet aan de dominante cultuur aanpassen
D
Anderen over jouw cultuur leren

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een grondwet?
A
Een wet waarin staat op grond waarvan een rechter iemand kan veroordelen.
B
Een wet waar de grondrechten van de Nederlanders in staan.
C
Een wet waarin staat hoe de overheid met de grond moet omgaan.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn grondrechten?
A
Een basisrecht dat elke burger heeft
B
Het recht dat het betalen van grondpacht verbood
C
Het is een soort onafhankelijkheidsverklaring
D
Rechten die de grondbelasting bepalen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er in art. 1 van de Grondwet?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Artikel 1 van de grondwet
A
hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van de burgers precies omschreven
B
allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld
C
De wet regelt wie Nederlander is
D
Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk recht is GEEN
grondrecht van de mens?
De grondrechten.
De grondrechten.
A
Kiesrecht (politiek)
B
Vrijheid van meningsuiting
C
Vrijheid van godsdienst
D
Recht op een baan

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het cijfer dat ik ga halen voor deze toets
010

Slide 45 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Dit wil ik nog even kwijt:

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies