Eigen regie



PBSD: P6-K1-W2
Begeleidt de cliënt bij het versterken v.d. eigen kracht

PBGZ: 

Ondersteunt client/naastbetrokkenen bij het voeren van de regie
BGZ: P1-K1-W2 
Ondersteunt, informeert en adviseert de cliënt en naastbetrokkenen bij het behouden en stimuleren van de ontwikkeling
BSD: P2-K1-W3
Ondersteunt de cliënt gericht op zelfmanagement/maatschappelijke participatie






1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DoelgroepenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les



PBSD: P6-K1-W2
Begeleidt de cliënt bij het versterken v.d. eigen kracht

PBGZ: 

Ondersteunt client/naastbetrokkenen bij het voeren van de regie
BGZ: P1-K1-W2 
Ondersteunt, informeert en adviseert de cliënt en naastbetrokkenen bij het behouden en stimuleren van de ontwikkeling
BSD: P2-K1-W3
Ondersteunt de cliënt gericht op zelfmanagement/maatschappelijke participatie






Slide 1 - Tekstslide

Beantwoord de vragen:
  1. Wat is het verschil tussen zelfstandigheid en zelfredzaamheid 
  2. Waarom is de zelfstandigheid van zorgvragers zo belangrijk? 
  3. Wat wordt bedoeld met samenredzaamheid volgens jou?
  4. Wat wordt bedoeld met eigen kracht? 
  5. Wat wordt bedoeld met zelfregie volgens jou?

Geef bij elk antwoord een voorbeeld vanuit de stage.

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen 
Zelfredzaamheid: Het vermogen om je in het leven zelf te redden.  

Samenredzaamheid: Het vermogen om je in het leven zelf te redden met hulp van mensen in jouw netwerk.  

Eigen kracht:  Je talenten en je mogelijkheden om zelf oplossingen te bedenken voor situaties.  

Zelfregie: Zelf richting geven aan je leven, ook wanneer je een beroep op anderen moet doen om zelfredzaam te kunnen zijn.  

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen 
Zelfmanagment/eigen regie: 
Bij zelfmanagement is het belangrijker om een stem te hebben over hoe de ondersteuning eruit ziet dan om alles zelf te doen. Een belangrijk verschil tussen zelfredzaamheid en zelfmanagement is dus de nadruk op eigen regie: zelf (mee) kunnen bepalen hoe de noodzakelijke zorg en ondersteuning eruit ziet.

Maatschappelijke participatie:
Participatie betekent letterlijk meedoen.Mensen met gezondheidsproblemen participeren minder in de samenleving dan mensen zonder gezondheidsproblemen. Andersom kan deelname aan maatschappelijke activiteiten een positief effect hebben op gezondheid. Vrijwilligers en mantelzorgers verdienen speciale aandacht. 

 

Slide 4 - Tekstslide

Kracht: Benadruk de kwaliteiten en mogelijkheden van mensen 

Drijfveren: Ga uit van de drijfveren en motivatie van mensen.  

Zeggenschap: Laat mensen zelf beslissen hun leven en over eventuele professionele ondersteuning.  

Met het netwerk: Laat mensen niet alles zelf doen, maar zorg voor voortdurende interactie met het eigen sociale netwerk. Je kunt voor elkaar van betekenis zijn. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat vraagt dit van jou?
Jouw basishouding: 

- De wensen en behoeften van de cliënt zijn jouw uitgangspunt.
- Je gaat uit van mogelijkheden. 

- Je kijkt verder dan je cliënt alleen. Je kijkt ook naar de mogelijkheden van:
          - Het netwerk van de cliënt
          - De initiatieven en voorzieningen in de buurt


Slide 6 - Tekstslide

Lees de oefenopdracht- examen
Schrijf ideen op die jij zou kunnen gebruiken voor het examen
(inleiding, cliëntenomschrijving, begeleidingsmethodiek etc.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Waar denk jij aan bij eigen regie?

Slide 9 - Woordweb

Zelfregie: zelf richting geven aan het leven.  

In welke situatie bepaal jij zelf wat je doet?
  • Denk aan: financiën, kleding, uitgaan, eten, zorgverzekering, sport, huishouding. 

Schrijf dit op en beantwoord vervolgens de vragen: 

Kracht: Welke kwaliteiten heb ik hiervoor nodig? 
Drijfveren: Welke motivatie heb ik hiervoor? 
Zeggenschap: In hoeverre kan ik dit zelf beslissen? 
Netwerk: Wie in mijn omgeving heb ik hiervoor nodig?

Slide 10 - Tekstslide

Clienten kunnen veel meer dan wij (en zijzelf) denken
JA
NEE

Slide 11 - Poll

Eigen Regie

Slide 12 - Tekstslide

Wat is Empowerment?
A
De beperkingen in kaart brengen.
B
Kijken naar sterke kanten en mogelijkheden.
C
Oplossingen aanbieden aan de cliënt.
D
Er wordt gekeken naar problemen van de cliënt.

Slide 13 - Quizvraag