Paragraaf 2.6

2.6 leerdoelen
-je kunt uitleggen door welke oorzaken de oceanische circulatie ontstaat
-je weet welke invloed zeestromen hebben op het klimaat
-je kunt de hydrologische kringloop beschrijven 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.6 leerdoelen
-je kunt uitleggen door welke oorzaken de oceanische circulatie ontstaat
-je weet welke invloed zeestromen hebben op het klimaat
-je kunt de hydrologische kringloop beschrijven 

Slide 1 - Tekstslide

Aantekeningen
Belangrijke regels zeestromen
  • Verdamping zorgt voor zouter water
  • Neerslag zorgt voor zoeter water
  • Rivieren zorgen voor zoeter water
  • Zout water is zwaarder dan zoet water
  • Koud water is zwaarder dan warm water
  • (Zee)ijs is zoet.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Stelling
Een warme zeestroom is soms kouder dan een koude zeestroom

Slide 4 - Tekstslide

Definitie
Wat is een goede definitie van een warme en koude zeestroom?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdrachten 1 en 2

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
a Hoe meer verdamping er is, hoe zouter het overgebleven water is, omdat zout niet verdampt.
b Hoe meer neerslag er valt, hoe lager door verdunning het zoutgehalte van het water wordt.
c Hoe meer zeewater bevriest en dus hoe meer zee-ijs gevormd wordt, hoe hoger het zoutgehalte van het overgebleven zeewater is, omdat alleen het water bevriest en het zout niet.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
a A, B, D
b Als er geen afzinkgebieden zijn, stopt de toevoer van warm water. Er is dan namelijk geen plek meer om naartoe te stromen. Doordat het water afzinkt, ontstaat er namelijk ruimte voor de toestroom van 'nieuw' water.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten
Maak opdrachten 3 en 4

Slide 16 - Tekstslide

Laat zien dat je de leerdoelen van de paragraaf/paragrafen beheerst.

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 3
a – Doordat het warmer wordt, smelt het landijs. Dit extra water komt uiteindelijk in de oceaan terecht en verdunt het zeewater, wat de werking van de afzinkgebieden verzwakt.
– Doordat het warmer wordt, kan er meer neerslag gaan vallen. Dit extra water komt uiteindelijk in de oceaan terecht en verdunt het zeewater, wat de werking van de afzinkgebieden verzwakt. b Wanneer er geen/een minder sterke warme Golfstroom naar West-Europa komt, wordt het in West-Europa veel kouder.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 3
c Wanneer het warmer wordt zal er meer water verdampen en wordt het zeewater nog zouter. Daardoor is het zwaarder en zal de werking van het afzinkgebied/ diepwaterpomp toenemen.
d – Langs de oostkust van de VS stroomt een koude zeestroom (die uit het noorden komt) dichter bij de kust.
– Langs de oostkust van de VS overheerst een aflandige wind.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 4
a – Zeewater warmt langzamer op en koelt langzamer af dan land. Een gebied dat dicht bij de zee ligt, heeft dus kleinere temperatuurverschillen tussen dag en nacht. – Land warmt snel op en koelt sneller af dan zee. Een gebied dat verder van zee ligt, heeft dus grotere temperatuurverschillen tussen dag en nacht. b IJsland wordt omringd door zee en de temperatuurverschillen zijn daar dus niet zo groot door de matigende invloed van zee. Chicago heeft een aflandige wind en ligt verder landinwaarts; daar is dus weinig invloed van zee, waardoor het temperatuurverschil tussen dag en nacht groter is.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 4
c Het land zal sneller opwarmen dan de zee, waardoor het temperatuurverschil tussen zomer en winter zal toenemen.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 5
a – oppervlakkige afstroming (neerslagwater)
– smeltwater
– grondwater
– directe neerslag in de rivier

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 5
b Voorbeelden van goede antwoorden:
– Er zal door de toegenomen temperatuur meer verdamping zijn, dit kan ervoor zorgen dat (regenrivieren en gemengde) rivieren minder water afvoeren.
– De verdamping neemt toe en kan er voor zorgen dat er juist meer neerslag valt die (regenrivieren en gemengde) rivieren juist zal voeden.
– Doordat er minder landijs zal zijn, komt er minder smeltwater in (gletsjerrivieren en gemengde) rivieren terecht.

Slide 23 - Tekstslide