2.3 Criminaliteit en opsporing

2.3 Criminaliteit en opsporing
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.3 Criminaliteit en opsporing

Slide 1 - Tekstslide

woensdag 8 oktober

Slide 2 - Tekstslide

H4B dinsdag 30 september
Wat gaan we deze les doen?
  • Huiswerk: maken van 2.2 opdracht 4, 8, 9, 10, 11 en 12 en lezen blz. 40 t/m 43 in je lesboek
  • Actualiteit: lummelen is goed voor ons!
  • Nakijken voor jezelf
  • Uitleg 2.3 Criminaliteit en opsporing + criminaliteit en de theorie lezen
  • Huiswerk: wo. 1 oktober maken van paragraaf 2.3 de opdrachten 5, 6, 7, 11 en 13
  • Morgen: waarom plegen mensen misdrijven? 6 theorieën 

Slide 3 - Tekstslide

Actualiteit: in het nieuws

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Vragen bij artikel: noteer in je schrift
  • Geef een omschrijving van het maatschappelijk probleem in dit artikel
  • Wat is de betekenis van de 'hypernerveuze samenleving'?
  • Heb jij zelf weleens het gevoel dat je constant ‘aan’ moet staan of snel onrustig wordt door prikkels (zoals school, werk sociale media of je telefoon)? Kun je daar een voorbeeld van geven?
  • Als je merkt dat je onrustig of gespannen raakt, wat doe je dan om ermee om te gaan? 
als je deze vragen af hebt kun je alvast nakijken 2.2

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
Waar ging de vorige les over?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Aan welke 3 voorwaarden voldoet een rechtsstaat in ieder geval?

Slide 10 - Open vraag

Welke zin of zinnen zijn juist?
1. Je kunt grondrechten onderverdelen in twee soorten: klassieke grondrechten en sociale grondrechten.
2. Klassieke grondrechten zijn rechten die de overheid moet garanderen en die je bij de rechter kunt afdwingen.
3. Het recht op werk, zorg en gezondheidszorg zijn klassieke grondrechten

A
alleen 1 is juist
B
zin 1 en 2 zijn juist
C
alle 3 zinnen zijn juist

Slide 11 - Quizvraag

Kun je naar de rechter stappen omdat de overheid niet zorgt voor jouw sociale grondrechten zoals het hebben van een woning of werk?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Montesquieu bedacht dat macht verdeeld moest worden, de 'trias politica'.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Om welke macht gaat het hier?
A
wetgevende macht
B
uitvoerende macht
C
rechterlijke macht

Slide 14 - Quizvraag

Om welke macht gaat het hier?
A
wetgevende macht
B
uitvoerende macht
C
rechterlijke macht

Slide 15 - Quizvraag

Om welke macht gaat het hier?
A
wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
rechterlijke macht

Slide 16 - Quizvraag

2.3 Criminaliteit en opsporing

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 2.3
In deze paragraaf leer je:
Aan welke regels moeten politie en justitie zich houden bij de opsporing van criminaliteit?
  1. Je kunt uitleggen wat de verschillen zijn tussen misdrijven en overtredingen
  2. Wat er onder criminaliteit wordt verstaan
  3. Je kunt uitleggen wanneer er een misdrijf is gepleegd hoe de procedure dan verloopt vanaf opsporing tot  vervolging (bron 6)
  4. je kent de opsporingsbevoegdheden van de politie 
  5. Je kent de dwangmiddelen van politie die toestemming nodig hebben van een OVJ
  6. je kunt verschillende verklaringen geven voor criminaliteit aan de hand van 6 theorieën (volgende les)

Slide 18 - Tekstslide

Inleiding
Politie en Justitie mogen niet zomaar een verborgen camera inzetten. 

Politie en justitie moeten zich aan regels houden, want hun opsporingsactiviteiten kunnen onze rechten aantasten. 
Dat is dus anders in een autoritaire staat (vraag 2)

In deze paragraaf kijken we naar het rechtsgebied van het strafrecht. 

Slide 19 - Tekstslide

Misdrijven en overtredingen
Alle regels en wetten die in Nederland gelden zijn vastgelegd in wetboeken. De meeste overtredingen en misdrijven staan in het Wetboek van Strafrecht. Onder criminaliteit verstaan we alle misdrijven die in de wet staan. (legaliteitsbeginsel)
Voor misdrijven krijg je altijd een strafblad

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Misdrijven opsporen
Wanneer er een misdrijf is gepleegd, verloopt de procedure volgens een vast patroon. Het hele strafproces, vanaf de ontdekking van een misdrijf tot aan het moment dat de veroordeelde zijn straf ondergaat, kun je indelen in zes fasen. Hierbij treedt een officier van justitie namen het Openbaar Ministerie (OM) op in naam van de staat. Dit zijn de fasen:

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Opsporingsbevoegdheden politie
Tijdens het opsporingsonderzoek mag de politie dwangmiddelen gebruiken.








Als dit de grondrechten van mensen vergaand aantast, heeft de politie eerst toestemming nodig van de OvJ. 
*bij onmiddellijk gevaar mag politie wel zonder toestemming woning binnentreden.

Slide 24 - Tekstslide

Actualiteit: zondag 21 september

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Officier van Justitie (OM)
Na afronding van het opsporingsonderzoek door de OvJ en de politie, beslist de OvJ over het vervolg. 

Er zijn 3 mogelijkheden:

Slide 28 - Tekstslide

Seponeren
Seponeren= afzien van verdere rechtsvervolging. Bij onvoldoende bewijs, licht strafbaar feit of als de OVJ van mening is dat de verdachte al genoeg gestraft is.

Slide 29 - Tekstslide

Transactie of strafbeschikking
Transactie= de verdachte betaalt een geldbedrag of krijgt een taakstraf van de OvJ en hoeft niet meer voor de rechter te komen. Wijst een verdacht de transactie af, dan komt zijn zaak alsnog voor de rechter.

Strafbeschikking= het OM legt zelf een straf op bij lichte strafbare feiten. Hier staat je schuld dus vast. Het OM speelt hier voor rechter.

Slide 30 - Tekstslide

Vervolgen
  • De OvJ kan ook vervolgen. Dan stuurt hij het dossier naar de rechter en begint de rechtszaak. 
  • De OvJ is dan de openbare aanklager. Namens de samenleving vertelt hij de rechter van welk strafbaar feit hij de verdachte beschuldigt en welke straf hij krijgt.
  • De rechter stelt tijdens een rechtszaak vast of de verdachte schuldig is. Tot aan dat moment geldt het onschuldvermoeden: je bent onschuldig, totdat de recht heeft vastgesteld dat het tegendeel is bewezen.







Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
In deze paragraaf leer je:
Aan welke regels moeten politie en justitie zich houden bij de opsporing van criminaliteit?
  1. Je kunt uitleggen wat de verschillen zijn tussen misdrijven en overtredingen
  2. wat er onder criminaliteit wordt verstaan
  3. Je kunt uitleggen wanneer er een misdrijf is gepleegd hoe de procedure dan verloopt vanaf opsporing tot  vervolging (bron 6)
  4. je kent de opsporingsbevoegdheden van de politie 
  5. Je kent de dwangmiddelen van politie die toestemming nodig hebben van een OVJ
  6. je kunt verschillende verklaringen geven voor criminaliteit aan de hand van 6 theorieën  

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag!
Huiswerk: 
vrijdag 26-9 maken van 2.3 de opdrachten 1, 5, 6, 7, 11, 13 en 14

Slide 33 - Tekstslide

Actualiteit
Wat was de uitspraak van de rechter in de zaak Ali B.?

Slide 34 - Tekstslide

Werkvorm: in duo's

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Terugkoppeling
  • De overheid mag het demonstratierecht (artikel 9) alleen beperken als dat strikt nodig is om de openbare orde of veiligheid te beschermen, en het optreden moet zo proportioneel mogelijk zijn.
  • Tijdens de ongeregeldheden (in media gebruiken ze het woord 'veldslag') in Den Haag kon de burgemeester dus – mits goed gemotiveerd – de demonstratie beëindigen en de politie inzetten. 
  • Dat is een geoorloofde beperking van het demonstratierecht, maar het betekent niet dat het recht op vrije meningsuiting zelf verdwijnt.

Slide 37 - Tekstslide