Dag 4 groep 4

Laatste bijeenkomst
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Laatste bijeenkomst

Slide 1 - Tekstslide

KennisQuiz!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is sinds 1 augustus 2021 verplicht voor scholen in het kader van burgerschapsonderwijs?
A
Elke leerling moet lid worden van de leerlingenraad
B
Scholen moeten een samenhangend aanbod bieden gericht op de basiswaarden van de democratische rechtsstaat
C
Burgerschapsonderwijs mag alleen in projectvorm worden gegeven
D
Leerlingen moeten een eed van trouw afleggen

Slide 3 - Quizvraag

Wat zegt de wet niet? Er moet...
A
...een visie zijn
B
...een lesmethode burgerschap zijn
C
...doelgericht aanbod zijn
D
...samenhang zijn

Slide 4 - Quizvraag

In welke wet is burgerschapsonderwijs wettelijk verankerd?
A
De Grondwet
B
De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO)
C
De Leerplichtwet
D
De Onderwijsinspectiewet

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is de wet op burgerschapsonderwijs aangescherpt in 2021?
A
Omdat leerlingen te weinig economische kennis hadden
B
Vanwege maatschappelijke zorgen over polarisatie, extremisme en integratie
C
Omdat er te veel lesmethoden waren
D
Door druk vanuit Europa

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij burgerschapsonderwijs?
A
Ze geven les op scholen
B
Ze ontwikkelen lesmethodes
C
Ze toetsen of scholen een samenhangend aanbod hebben dat bijdraagt aan de burgerschapsopdracht
D
Ze houden alleen toezicht op financiën (basisvaardigheden-subsidie)

Slide 7 - Quizvraag

Burgerschap zou moeten gaan over zeggenschap ipv zelfredzaamheid. Van wie is dit een uitspraak?
A
Bram Eidhof
B
Piet van der Ploeg
C
Hessel Nieuwelink
D
Gert Biesta

Slide 8 - Quizvraag

Wie is eigenlijk Piet van der Ploeg
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Burgerschap draait volgens de wet vooral om het overdragen van kennis over de democratie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Er moet aandacht zijn voor de democratische basiswaarden. Welke zijn dit?
A
Vrijheid, diversiteit en gelijkwaardigheid
B
Gelijkwaardigheid, solidariteit en diversiteit
C
Vrijheid, solidariteit en onafhankelijkheid
D
Vrijheid, solidariteit en gelijkwaardigheid

Slide 11 - Quizvraag

Mag een school haar eigen invulling geven aan burgerschapsonderwijs?

A
Nee, het curriculum is landelijk vastgelegd
B
Ja, mits het voldoet aan wettelijke kaders en kerndoelen
C
Alleen als de gemeente toestemming geeft
D
Alleen met goedkeuring van de ouders

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met ‘sociale cohesie’?
A
Een economische term voor gelijkheid
B
Samenhang en verbondenheid tussen mensen in een samenleving
C
Het tegenovergestelde van diversiteit
D
De wet die sociale regels bepaalt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is géén expliciet doel van burgerschapsonderwijs volgens de wet?
A
Leren functioneren in een democratische rechtsstaat
B
Bevorderen van economische zelfstandigheid
C
Leren omgaan met diversiteit
D
Actieve participatie in de samenleving stimuleren

Slide 14 - Quizvraag

Hoe belangrijk zijn de kerndoelen op dit moment?
A
Heel belangrijk
B
Totale onzin, die kerndoelen
C
Nog niet heel belangrijk maar goed om in je achterhoofd te houden

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is inzicht in jouw leerlingpopulatie belangrijk voor het vormgeven van burgerschap?
A
Dat wil de inspectie zien
B
Zo weten we precies hoe we ze betere burgers kunnen maken
C
Het geeft je antwoord op wat je nodig hebt een oefenplaats te zijn
D
Om te kijken of ze links genoeg zijn

Slide 16 - Quizvraag

Het is belangrijk om een uitgebreide visie op papier te hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wie is er verantwoordelijk voor burgerschap op jouw school?
A
De beleidsmedewerker onderwijs van de stichting
B
De coördinators op locatie
C
De directie van de scholen
D
Al het personeel

Slide 18 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'schoolcultuur' in relatie tot burgerschap?
A
Het type muziek dat op school wordt afgespeeld
B
De formele lesmethode van de school
C
De waarden, omgangsvormen en sfeer op school die burgerschap kunnen versterken
D
Alleen het beleid van de schoolleiding

Slide 19 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de school als ‘oefenplaats’ voor burgerschap?

A
Een plek waar leerlingen vooral theoretische kennis opdoen over staatsinrichting
B
Een ruimte waar leerlingen in een gecontroleerde omgeving burgerschapsvaardigheden kunnen oefenen
C
Een plaats waar leerlingen buiten schoolse regels mogen bepalen
D
Een omgeving zonder regels waar men sociale experimenten uitvoert

Slide 20 - Quizvraag

Welke activiteit draagt het meest bij aan de school als oefenplaats voor democratische vaardigheden?
A
Het lezen van een geschiedenisboek over democratie
B
Het leren van de grondwet uit het hoofd
C
Deelname aan een klassenvergadering waarin besluiten worden genomen
D
Een schriftelijke toets over politieke partijen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat leerlingen op school ervaringen opdoen met inspraak en verantwoordelijkheid?
A
Omdat dat wettelijk verplicht is
B
Omdat het makkelijker is dan theoretisch leren
C
Omdat oefenen met democratisch handelen bijdraagt aan actief burgerschap in de samenleving
D
Omdat het bij elk vak hoort

Slide 22 - Quizvraag

Mag burgerschap een vak (met lesmethode) zijn binnen de school
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

De bouwstenen moeten leidend zijn bij het vormgeven van burgerschap
A
Eens
B
Oneens

Slide 24 - Quizvraag

De burgerschapsvisie heeft niet alleen gevolgen voor leerlingen, maar ook voor docenten
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Burgerschap moet doelgericht zijn. Welke soort doel wordt niet genoemd in de wettelijke opdracht?
A
Kennisdoelen
B
Vaardigheidsdoelen
C
Attitudedoelen
D
Aanbodsdoelen

Slide 26 - Quizvraag

Het bevorderen van kennis over democratie en rechtstaat is...
A
...essentieel bij burgerschapsonderwijs
B
...belangrijk, maar niet verplicht
C
...iets dat thuis hoort in het VO
D
...een keuze van de school zelf, net als godsdienstonderwijs

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer ontstaat er samenhang in burgerschapsontwikkeling?

A
Als alle lessen losstaan van elkaar
B
Als de schoolvisie leidend is en iedereen dezelfde doelen nastreeft
C
Als docenten vrij kiezen hoe ze invulling geven
D
Als burgerschap alleen besproken wordt bij maatschappijleer

Slide 28 - Quizvraag

Hoe kun je meten of collega’s ondersteuning nodig hebben?
A
Door leerlingresultaten te bekijken
B
Via een jaarlijkse Quickscan
C
Door het afnemen van een centrale toets
D
Door een inspectierapport

Slide 29 - Quizvraag

Hoe ondersteun je collega’s het beste bij burgerschap?
A
Door hen met rust te laten
B
Door niets te veranderen
C
Door evaluaties te vermijden
D
Door gezamenlijk scholing te organiseren

Slide 30 - Quizvraag

Wat versterkt de geloofwaardigheid van burgerschapsonderwijs?
A
Als het vooral theoretisch blijft
B
Als waarden ook worden geleefd in de schoolcultuur
C
Als de leerlingen hun mening niet mogen delen
D
Als het niet besproken wordt buiten maatschappijleer

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer is burgerschap klaar?
A
Als alle leerlingen de juiste houding hebben
B
Als alles helder en duidelijk beschreven is
C
Als leerlingen inspraak hebben
D
Het is nooit klaar

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent het woord ‘democratie’ letterlijk?
A
Macht door het leger
B
Regering door de koning
C
Het volk regeert
D
Alles is toegestaan

Slide 33 - Quizvraag

In een parlementaire democratie zoals in Nederland...
A
Heeft de koning alle macht
B
Mogen alleen mensen met een politieke functie stemmen
C
Kiest het volk vertegenwoordigers die besluiten nemen
D
Worden wetten gemaakt door willekeur

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de volgende landen is géén parlementaire democratie?
A
Zweden
B
Duitsland
C
Noord-Korea
D
België

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van een rechtsstaat?
A
Alleen de rijken hebben rechten
B
De wet geldt voor iedereen
C
De president mag wetten negeren
D
Er zijn geen regels

Slide 36 - Quizvraag

Wat is géén politieke stroming in een democratie?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Absolutisme
D
Christen-democratie

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het doel van verkiezingen in een democratie?
A
Mensen vermaken
B
Geld inzamelen voor de overheid
C
Burgers laten bepalen wie hen vertegenwoordigt
D
Zorgen dat iedereen dezelfde mening heeft

Slide 38 - Quizvraag

Wat betekent ‘trias politica’?
A
drie belangrijke ministers
B
drie grondwetswijzigingen per jaar
C
Scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
D
Drie keer per 4 jaar stemmen

Slide 39 - Quizvraag

Presentaties

Slide 40 - Tekstslide

Inspectiekader

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Waar let de inspectie nu precies op?

1. Visie en doelstellingen van de school


Heeft de school een visie op burgerschap die past bij haar identiteit en leerlingpopulatie?

Zijn de doelen die de school stelt gericht op bevordering van actieve deelname aan de samenleving?

Hoe (onder)steunt de school het personeel?

Slide 43 - Tekstslide

2. Invulling van het onderwijsprogramma

Is burgerschap geïntegreerd in het curriculum?

Worden kennisdoelen, vaardigheidsdoelen en houdingsdoelen aangeboden die leerlingen voorbereiden op deelname aan een diverse, democratische samenleving?

Komen thema’s zoals democratie, vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, en de rechtsstaat aan bod? (+ diversiteit)

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

3. Schoolcultuur

Wordt er een veilige en inclusieve schoolcultuur bevorderd waarin alle leerlingen zich gerespecteerd voelen?

Hoe wordt omgaan met verschillen en conflicten binnen de school gestimuleerd?

Hoe draagt de school bij aan sociale cohesie en respect voor diversiteit?

Slide 46 - Tekstslide

4. Borging en kwaliteitszorg


Hoe monitort de school haar beleid rondom burgerschap?

Wordt de uitvoering geëvalueerd en verbeterd?

Is het beleid vastgelegd en worden de doelen gevolgd in de praktijk?

Slide 47 - Tekstslide

Waar wordt NIET naar gekeken?


De kerndoelen


Slide 48 - Tekstslide

Reflectie

Slide 49 - Tekstslide

Reflecteren op de opleiding en jouw rol als coordinator

Slide 50 - Tekstslide

Duim: waar ben ik goed in geworden
Wijsvinger: wat ben ik wijzer geworden
Middelvinger: wat vind ik stom
Ringvinger: waar verbind ik mij aan
Pink: wat maakt mij klein
Handpalm: waar heb ik steun bij nodig

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide