VHT: Sinterklaas 🎁

De Grote 
Sinterklaasquiz





1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SLBHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Grote 
Sinterklaasquiz





Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je
aan bij Sinterklaas?

Slide 2 - Woordweb

Wat is de officiële naam van Sinterklaas?
A
Sint Nico
B
Sint Maarten
C
Sint Nicolaas
D
Sinterklaas

Slide 3 - Quizvraag

Waar komt Sinterklaas oorspronkelijk vandaan?
A
Turkije
B
Brazilië
C
België
D
Nederland

Slide 4 - Quizvraag

In welk jaar is Sinterklaas
geboren?

A
342 v.Chr
B
280 n. Chr
C
1889
D
125 v. Chr

Slide 5 - Quizvraag

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
A
Dominee
B
Priester
C
Bisschop
D
Pastoor

Slide 6 - Quizvraag

Op welke datum is
Sinterklaas jarig?
A
1 December
B
6 December
C
24 december
D
6 november

Slide 7 - Quizvraag

Vanaf de zestiende eeuw werd voor het eerst door kinderen thuis de schoen gezet. Wat kregen zij?
A
Geld
B
Schoolspullen
C
Speelgoed, snoep of zout (vooral jongens)
D
Niets

Slide 8 - Quizvraag

Waarom zeggen ze dat Sinterklaas uit Spanje komt?
A
Hij is begraven in Bari. Tijdens de opstand hoorde dat bij Spanje
B
Ze waren in die tijd nog niet zo goed in geografie
C
Hij heeft leefde het grootste deel van zijn leven in Spanje
D
Hij ging vaak op reis naar Spanje

Slide 9 - Quizvraag

Welke snoepgoed hoor je NIET te eten met Sinterklaas?
A
Chocoladeletter
B
Pepernoten
C
Oliebollen
D
Chocolademunten

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet het paard van
Sinterklaas ?
A
Amerigo
B
Rudolf
C
Arabella
D
Pedro

Slide 11 - Quizvraag

Wat is zwaarder:
1000 gram pepernoten of
1 kg marsepein?
A
1000 gram pepernoten
B
1 kg marsepein
C
Ze zijn even zwaar
D
1 kg marsepein dat is toch logisch...

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is
FOUT gespeld?
A
Taajtaaj
B
Pepernoot
C
Marsepein
D
Chocoladeletter

Slide 13 - Quizvraag

Vul de schoenen met het juiste cadeautje

Slide 14 - Sleepvraag

De grote 
Sinterklaasquiz





Slide 15 - Tekstslide

Wat voor soort werkvorm was deze (uitgebreide) motiverende opening?

Slide 16 - Open vraag

Wat leren we vandaag
  • Diverse manieren om de beginsituatie te bepalen
  • Realistische en specifieke doelstellingen op stellen 
  • Bewust didactische werkvormen toepassen in je lessen en opschrijven op je LVB

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ziet de les eruit
  1. Ophalen voorkennis over beginsituatie bepalen en het opstellen van lesdoelen
  2. Beginsituatie en lesdoelen eigen LVB bespreken 
  3. Kennismaken met didactische werkvormen 
  4. Eigen les verrijken met didactische werkvormen 

Slide 18 - Tekstslide

Beginsituatie bepalen

Slide 19 - Woordweb

werkwoorden voor leerdoelen 

Slide 20 - Woordweb

Opdracht: bekijk de beginsituatie + het leerdoel. Noteer het leerdoel dat het best specifiek en realistisch is gezien de beginsituatie.

Slide 21 - Open vraag

Didactische werkvormen
  • Didactische werkvormen zijn activiteiten die je binnen de onderwijsleersituatie inzet om kinderen doelgericht te laten leren. 
  • Een didactische werkvorm is een middel om het leerdoel te bereiken 
  • Didactische werkvormen geven aan hoe de onderwijs leersituatie wordt ingericht.   

==> gedragingen van leraren 

Slide 22 - Tekstslide

Wat was jouw leukste stageles tot nu toe; welke didactische werkvorm heb je toegepast?

Slide 23 - Open vraag

Iedere les heeft 3 niveaus van communicatie
inhoud 

aanpak 

taak 

Slide 24 - Tekstslide

Inhoud
De les of bijeenkomst gaat ergens over, bijv. over voorrang geven of kikkers.  
- Voorafgaand aan de les stel je doelen op met betrekking tot dit onderwerp. 
- Je beschrijft bijv. wat leerlingen moeten kunnen benoemen of kunnen aanwijzen hierover.  
- Tijdens de les stuur je bij, stel je gerichte vragen en vat je samen.  

Slide 25 - Tekstslide

Aanpak (werkvorm)
De aanpak is de manier waarop je het onderwerp aan de orde stelt.   
- Vertellen, een onderwijsleergesprek, een filmpje met kijkvragen.  
- Hiervoor bereid je materialen voor.
- Je geeft beurten tijdens de les en houdt de tijd bij.   

Slide 26 - Tekstslide

Gedrag
Hier valt alles onder wat er met of tussen de leerlingen speelt.  
- Zijn ze druk of juist heel rustig. 
- Zijn er ruzies of hoor je steeds dezelfde leerlingen  
- Zou je graag eens de stille leerlingen aan het woord willen?  

Slide 27 - Tekstslide

Instructievormen
Doelen:  
-doorgeven informatie  
-presenteren van kennis zodat leerlingen zelfstandig kunnen gaan werken 
-geven van een inleiding op een nieuw onderwerp  

Slide 28 - Tekstslide

Instructievormen

Slide 29 - Sleepvraag

Interactievormen
Doelen: 
- Openstellen voor de ander 
- Overleggen  
- Actief luisteren  
- Mening vormen  
- Leerstof verwerken   

Slide 30 - Tekstslide

Interactievormen
onderwijsleergesprek

Slide 31 - Sleepvraag

Opdrachtvorm
Doelen:  
- Informatie zoeken  
- Met informatie omgaan  
- Informatie delen  
- Samenwerking 
- Rolverdeling  
- Presentatie product 
- Verantwoordelijkheid  
- Zelfstandigheid 

Slide 32 - Tekstslide

Opdrachtvormen

Slide 33 - Sleepvraag

Samenwerkingvormen 
Principes van coöperatieve structuren:    
  • Gelijke deelname 
  • Individuele aanspreekbaarheid 
  • Positieve wederzijdse afhankelijkheid 
  • Simultane interactie  

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Spelvormen

Slide 37 - Sleepvraag

Onderwijsorganisatievormen
kring   

werken in hoeken
  
circuit   

tafelgroepen  

Slide 38 - Tekstslide

  • instructievormen
  • interactievormen 
  • opdrachtvormen 
  • samenwerkingsvormen 
  • spelvormen
  • onderwijsorganisatievormen

Slide 39 - Tekstslide

Het is van belang om te leren inschatten
  • Welke werkvormen goed bruikbaar zijn binnen bepaalde activiteiten of lesinhouden.  
  • Afwisseling van werkvormen door de dag heen binnen vakgebieden en de fase van de les of project.  
  • Tot slot het belang van het oefenen van allerlei werkvormen om je eigen repertoire uit te breiden.  

Slide 40 - Tekstslide

Les verrijken met werkvormen
Je hebt een les meegenomen die je binnenkort gaat geven. 
Je hebt je doelen SMART geformuleerd: ze zijn dus uitgewerkt in concreet gedrag dat je kunt zien (kinderen kunnen aanwijzen, benoemen, samenvatten…) 
- In groepjes van vier bedenk je werkvormen bij de meegebrachte lessen en doelen. 
- Ieder groepje voert van één les de verrijkende werkvormen uit met de klas.   

Slide 41 - Tekstslide