prijselasticiteit
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
De prijs stijgt met 10 %. De prijselasticiteit is -3. Met hoeveel procent stijgt of daalt de afzet?
A
-30%
B
-3,33%
C
30%
D
3,33%
Slide 13 - Quizvraag
De afzet stijgt met 5%. De prijselasticiteit is -2. Met hoeveel procent stijgt of daalt de omzet?
A
-2,5%
B
-10%
C
+2,4%
D
+10%
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
De prijselasticiteit is -2. De oude prijs was 5 euro. Welke prijs moetje hanteren om 10 % extra afzet te krijgen?
A
4,80
B
4,75
C
2,5
D
3,25
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
P= € 2,20 per brood Q= 500 broden per dag.
De nieuwe prijs is 2,31 en q neemt met 2% af. Wat is de prijselasticiteit?
De nieuwe prijs is 2,31 en q neemt met 2% af. Wat is de prijselasticiteit?
A
-4
B
-0,4
C
-2
D
-0,5
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
De prijs gaat van € 4,- naar € 5,- per stuk.
De afzet gaat dan van 20.000 stuks naar 16.000.
Wat is de prijselasticiteit?
De afzet gaat dan van 20.000 stuks naar 16.000.
Wat is de prijselasticiteit?
A
-0,8
B
-1
C
0,6
D
-0,6
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
De prijs gaat van
150 naar 130.
Wat is de prijselasticiteit ?
150 naar 130.
Wat is de prijselasticiteit ?
A
5
B
-5
C
2,5
D
-2,5
