5.7 DNA, allelen en eiwitten

DNA

Chromosomen bestaat voor een groot deel uit de stof DNA.

In elke cel in je lichaam ligt dezelfde informatie.



DNA, eiwitten en allelen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DNA

Chromosomen bestaat voor een groot deel uit de stof DNA.

In elke cel in je lichaam ligt dezelfde informatie.



DNA, eiwitten en allelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Herhaling
  • Uitleg
  • Opdr. maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je genotype staat vast op het moment dat..
A
Er een eisprong plaatsvindt bij de vrouw
B
De zaadcel de eicel bereikt
C
De kern van de zaadcel en eicel samensmelten
D
De cellen zich gaan delen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je fenotype kan veranderen, je genotype staat vast.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In elke lichaamscel zit dezelfde informatie over jou.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel chromosomen zitten er in een lichaamscel?
A
23
B
28
C
46
D
56

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een chromosomenpaar bevat altijd verschillende informatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de geslachtschromosomen van een man?
A
XX
B
XY
C
YY
D
Alleen Y

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de geslachtscellen komen de chromosomen .... voor
A
In paren
B
Tweevoudig
C
Niet
D
Enkelvoudig

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de deling van geslachtscellen?
A
Mitose
B
Meiose
C
Mutatie
D
Variatie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een plotselinge verandering van het genotype noem je..
A
Mutatie
B
Mutageen
C
Variatie
D
Mutant

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden van mutagene invloeden?
A
Tumor
B
Asbeststof
C
Albinisme
D
Straling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De evolutietheorie gaat uit van:
A
Periode van miljoenen
B
Natuurlijke selectie
C
Variatie in genotypen
D
Ontstaan van nieuwe soorten

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in genotypen zorgt voor een grotere overlevingskans.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.
A
Schelp
B
Schaal
C
Fossiel
D
Fosfor

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er waren als eerst dieren..
A
In de lucht
B
Op het land
C
In de aarde
D
In het water

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten die verwantschap vertonen..
A
Zijn dezelfde soort
B
Hebben een gemeenschappelijke voorouder
C
Lijken erg op elkaar
D
Kunnen samen nakomelingen krijgen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor de mens te maken..
A
Biotechnologie
B
Biologie
C
Genetische modificatie
D
Gentherapie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een genetisch gemodificeerd organisme?
A
Organist
B
Modificant
C
Transgeen
D
Transplant

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met Crispr-cas kun je gerichte wijzigingen in de genen van een organisme aanbrengen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en werking van DNA beschrijven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA 
Basen: A, T, C en G waar DNA uit is opgebouwd
Basenpaar: paar van de basen A-T of C-G

Slide 24 - Tekstslide

per cel ongeveer 3 miljard basen
Eiwitsynthese: DNA tot eiwit
Eiwitsynthese: maken van eiwitten
Eiwitten: stofje die de vorm en werking van je lichaam regelt
Door genen en eiwitten komt het genotype tot uiting in het fenotype.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allelen 
Allel/genvariant: informatie in een gen
allelenpaar: twee allelen van een gen
Zelfde kleuren tegenover elkaar = gelijke informatie=homozygoot

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
  1. Basen: A, T, C en G waar DNA uit is opgebouwd
  2. basenpaar: paar van de basen A-T of C-G
  3. Eiwitten: stofje die de vorm en werking van je lichaam regelt
  4. Allel/genvariant: informatie in een gen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
Extra stof 7
Blz. 178 t/m 181
Opdr. 1 - 2 - 4 - 5

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies