les 1 OSP

Ondersteuningsplan
Les 1
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Ondersteuningsplan
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Introductie ondersteuningsplan
  • Theorie les 
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat we de komende 20 weken gaan doen
  • Aan het einde van de les weet je wat de stappen zijn van het ondersteuningsproces
  • Aan het einde van de les weet je welke taken je hebt bij het maken van een ondersteuningsplan

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Introductie ondersteuningsplan
20 weken (2.5 uur per week)
Theorie toets (prove 2 move)
Werken aan Bpv oefenopdracht

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties (VVT) hanteren het begrip zorgleefplan, de gehandicaptenzorg spreekt van ondersteuningsplan en in de ggz noemt men het begeleidingsplan.



Het ondersteuningsplan is een schriftelijke weergave van het geheel van afspraken en doelen in de ondersteuning tussen een cliënt en een zorgaanbieder.



Het ondersteuningsplan:
- is begrijpelijk, overzichtelijk, persoonlijk, flexibel en toekomstgericht;
- Sluit aan bij de wensen van de cliënt;
- Bevordert de eigen regie, zelfredzaamheid en kwaliteit van bestaan;
- Is toegankelijk voor de cliënt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt als begeleider veelal de regie over het ondersteuningsplan. Je hebt daarbij de volgende taken:


  1.  Vooraf voer je gesprekken met de cliënt om de ondersteuningsbehoeften in beeld te brengen. 
  2. Wanneer het ondersteuningsplan vaststaat, start de uitvoering van de geplande ondersteuning. 
  3. Je bent ook verantwoordelijk voor een juiste rapportage over de voortgang.
  4. Je hebt een signalerende rol: als een doel niet gehaald kan worden of er verandert tussentijds iets, dan pas je dat aan in het ondersteuningsplan.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfregie: gaat om zelf bepalen en beslissingen nemen: ‘Wat wil ik?’

Eigen kracht: gaat om wat iemand zelf of samen met zijn omgeving kan: ‘Wat kan ik?’


Zelfredzaamheid:  gaat om zelfstandig kunnen meedoen en zelf dingen kunnen regelen: ‘Wat heb ik (nog) nodig?’


Eigen verantwoordelijkheid: gaat om zelf moeten of mogen: ‘Wat moet ik of wat mag ik zelf doen?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen in het ondersteuningsproces 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van informatiebronnen:
- de cliënt zelf;
- de familie of naasten;
- andere professionals;
- observatie;
- eventueel het dossier.

Je moet de gekregen informatie vastleggen en ALTIJD als bijlage in je ondersteuningsplan zetten. (gespreksverslag, observatieverslag)
Verzamelen van informatie
Beschrijft de verschillende bronnen waaruit informatie is verzameld

Slide 9 - Tekstslide

De cliënt zelf :
In het eerste gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- Wat is de (ziekte)geschiedenis van deze cliënt?
- Hoe ziet de cliënt zichzelf? Wat is zijn persoonlijk verhaal: wie is de cliënt, wat vindt hij belangrijk?
- Wat kan de cliënt vertellen over zijn wensen, beperkingen, klachten en problemen?
- Wat is zijn ondersteuningsvraag: welke zorg/begeleiding heeft de cliënt nodig?
- Welke risico’s zijn er op het gebied van gezondheid of andere levensgebieden?

De familie of naasten :
Niet alle cliënten kunnen zelf goed hun verhaal doen. Daarom kan informatie uit het netwerk van de cliënt, bijvoorbeeld familie en vrienden, een belangrijke aanvulling zijn.
Andere professionals
Als een cliënt al zorg of ondersteuning van anderen ontvangt, kunnen zij soms aanvullende informatie geven, bijvoorbeeld de huisarts.

Observatie :
Niet alleen wat de cliënt of mantelzorger vertelt is belangrijk, maar ook wat jij zelf of je collega’s waarnemen over welke zorg en ondersteuning iemand nodig heeft.
- Hoe uit de cliënt zich verbaal en non-verbaal?
- Welke aanwijzingen/signalen zijn er?
- Hoe ziet zijn huis/leefomgeving eruit?
- Hoe is het gesteld met de lichamelijke verzorging?

Dossier :
Vaak kun je je ook een beeld vormen aan de hand van beschikbare informatie uit het (elektronische) dossier. Daarin vind je vaak de medische gegevens en voorgeschiedenis, een levensloopverslag en begeleidings- of behandelverslagen

Het ondersteuningsplan komt tot stand door de cliënt, hulpverlener en sociaal netwerk. Daarom heb je meerdere bronnen nodig 
  • Welke gesprekstechnieken zijn er?
  • Hoe luister je actief naar iemand?
Gesprekken voeren

Slide 10 - Tekstslide

- gesprekstechnieken:
Actief luisteren
LSD (luisteren samenvatten doorvragen)
motiverende gespreksvoering

Actief luisteren houdt in, dat je:
-hoort wat de ander zegt, maar ook hoort hoe de ander iets zegt; 
ziet hoe de ander erbij kijkt, hoe hij zit en welke non-verbale signalen hij uitzendt; 
- je inleeft in de situatie van de ander, even in de huid van die ander probeert te kruipen;
- luistert naar wat de ander echt bedoelt te zeggen;

Motiverende gespreksvoering
Motivatie is afgeleid van het Latijnse werkwoord ‘movere’: ‘In beweging brengen’. Dat is precies wat hulpverleners met motiverende gespreksvoering proberen te bereiken: cliënten in beweging brengen om hun levenswijze te veranderen.


Je gaat op zoek naar de motivatie van de cliënt (intrinsieke motivatie)


Motivatie is afhankelijk van drie componenten:
Willen: het belang van verandering inzien
Kunnen: het hebben van vertrouwen in verandering
Klaar zijn: het stellen van prioriteiten


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn vier principes die als een rode draad door de methode ‘motiverende gespreksvoering’ lopen:
- Wees empathisch
- Ontwikkelen van discrepantie
- Meeveren met weerstand
- Ondersteunen van eigen effectiviteit

Slide 12 - Tekstslide

Er zijn vier principes die als een rode draad door de methode ‘motiverende gespreksvoering’ lopen:
- Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof.
- Ontwikkelen van discrepantie: discrepantie verwijst naar de spanning (tegenstrijdigheid) tussen het huidige en het gewenste gedrag. Het gaat om de bewustwording van de cliënt.
- Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
- Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. - Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

  • Hoe moet je observeren?
  • Welke observatiemethoden zijn er?
  • Welke observatietechnieken zijn er?
  • Welke hulpmiddelen kan je gebruiken om te observeren?
  • Hoe ziet een observatieverslag eruit?
Observeren

Slide 14 - Tekstslide

Observeren doe je door te waarnemen met je zintuigen

- observatiemethode: Participeren, niet participeren, gestructureerd, niet gestructureerd

- Observatietechniek:  continu observatie, time sampling, event sampling

- Hulpmiddelen: Turfsysteem, zintuigen, computer, spelmaterialen. 

- Observatieverslag: eerst inleiding vervolgens uitslagen en als laatst de conclusie. 
Huiswerk
Opdracht 2 (zie lesplanner)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies