V5 thema 3 Stofwisseling bs 1 en 2

Uit het Thema Ecologie (V4)

De producenten zijn autotroof en kunnen door koolstofassimilatie (fotosynthese) organische stoffen produceren voor het hele ecosysteem.
Autotrofe organismen gebruiken meestal energie in de vorm van licht voor assimilatie.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uit het Thema Ecologie (V4)

De producenten zijn autotroof en kunnen door koolstofassimilatie (fotosynthese) organische stoffen produceren voor het hele ecosysteem.
Autotrofe organismen gebruiken meestal energie in de vorm van licht voor assimilatie.

Slide 1 - Tekstslide

Het draait in de natuur natuurlijk niet om ketens, maar om kringlopen!
Reducenten zijn dus essentieel om de kringloop van stoffen te sluiten.

Let goed op bij het gebruik van de term voedingsstof.
Denk dan: voor wie is die voedingsstof?
Autotrofe organismen hebben namelijk anorganische voedingsstoffen nodig.


Heterotrofe organismen moeten organische voedingsstoffen opnemen!

Slide 2 - Tekstslide

Kennis:                                                                           Bs 2
  1. DNA (gen) -> RNA -> eiwit
  2. Enzymen zijn altijd eiwitten.
  3. De code voor het maken van alle duizenden verschillende enzymen in ons lichaam staat dus in de duizenden genen die we hebben.
  4. We hebben duizenden verschillende enzymen, want enzymen zijn substraat-specifiek.
  5. Enzymen ontlenen vaak hun naam aan het substraat dat ze knippen of plakken, gevolgd door -ase.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Enzym = bio-katalysator
  • een enzym kan moleculen afbreken of opbouwen
  • een enzym kan reacties katalyseren (versnellen)
  • één specifiek enzym versnelt één specifieke reactie (substraatspecifiek)
  • een enzym wordt gebruikt, niet verbruikt

Slide 5 - Tekstslide

Elk enzym zijn eigen functie:




Slide 6 - Tekstslide

Apo-enzym en co-enzym.

  • Apo-enzym: het eigenlijke 'eiwit'-enzym (hier blauw).
  • Co-enzym / cofactor: organisch / anorganisch molecuul dat nodig is voor de enzymwerking (hier rood).



Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld: een verteringsenzym

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat heeft een enzym nodig om een product te maken?
A
co-enzym
B
eiwit
C
fotosynthese
D
substraat

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het dat een enzym substraatspecifiek is?
A
Een enzym kan maar één type substraat produceren
B
Een enzym kan maar één type substraat omzetten
C
Een enzym heeft maar één actief centrum
D
Een enzym wordt geactiveerd door één specifiek substraat

Slide 11 - Quizvraag


Enzymeigenschappen
Welke uitspraak over enzymen is juist?

A
Het apo-enzym bepaalt de substraatspecificiteit.
B
Het apo-enzym is een metaalion of een vitamine.
C
Het co-enzym bepaalt de substraatspecificiteit.
D
Het co-enzym is het eigenlijke enzym.

Slide 12 - Quizvraag


Welk enzym zal het meeste voorkomen in het menselijk lichaam?
A
enzym x
B
enzym z
C
enzym y
D
enzym x en y

Slide 13 - Quizvraag


Wat is de maximum-temperatuur van enzym Z?
A
35 °C
B
55 °C
C
60 °C

Slide 14 - Quizvraag

De maximumtemperatuur van een enzym vertelt je...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
geen van genoemde antwoorden

Slide 15 - Quizvraag

Een enzym is een eiwit






  • Denaturatie

Slide 16 - Tekstslide


Wat is de optimum temperatuur van enzym Y?
A
10 °C
B
30 °C
C
35 °C
D
43 °C

Slide 17 - Quizvraag

Enzymactiviteit

= Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet.

Hangt af van:
  • Temperatuur
  • Zuurgraad
  • Substraat concentratie

Slide 18 - Tekstslide

Enzymactiviteit

De enzymactiviteit kan worden uitgedrukt in:
  • de hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet;
  • de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.
De enzymactiviteit kan ook worden afgeleid uit de tijd die een bepaalde hoeveelheid enzym nodig heeft om een bepaalde hoeveelheid substraat om te zetten.

Slide 19 - Tekstslide

Virtueel enzympracticum

Nodig:
  • browser met flash (Photon X-browser       )
  • Virtual Lab (link)
  • Werkblad (in de chat)

Inleveren via Som inleverbakje - individueel.


Geen idee meer hoe je een grafiek in Excel maakt?
=> uitlegvideo op de laatste sheet!
Uitlegvideo over deze browser in de volgende sheet!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video