CITAAT/ leestekens, hoofdletters oefening

CITAAT
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

CITAAT

Slide 1 - Tekstslide

CITAAT

- Wanneer iemands woorden letterlijk opgeschreven worden, heet dit een citaat

- staat altijd tussen aanhalingstekens

- begint altijd met een hoofdletter




Slide 2 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Loïs antwoordde: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 3 - Tekstslide

DUBBELE PUNT bij citaat

- Een dubbele punt wordt vóór het citaat gebruikt


Loïs zei: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Slide 4 - Tekstslide

OEFENING

Je hebt je schrift en een pen nodig.


In de volgende slide staat een tekst.

Lees eerst de tekst.

Maak dan de tekst beter leesbaar.

Schrijf de tekst over in je schrift en plaats hoofdletters en leestekens.

Slide 5 - Tekstslide

Probeer de oefening binnen de tijd af te hebben.

Doe het wel goed!


timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Citaat ACHTER in de zin.

Als het citaat achter in de zin staat,

gebruik je een dubbele punt.


Anton zei: 'Morgen heb ik een wedstrijd.'




Slide 7 - Tekstslide

Citaat VOOR in de zin.

Als het citaat voor in de zin staat,

gebruik je géén dubbele punt.


'Morgen heb ik een wedstrijd,' zei Anton.




Slide 8 - Tekstslide

Citaat VOOR in de zin.

Je schrijft geen komma na het citaat als het citaat eindigt met een uitroepteken of vraagteken.


'Morgen heb ik een wedstrijd,' zei Anton.

'Heb ik morgen een wedstrijd?' vroeg Anton.

'Ik heb de wedstrijd gewonnen!' riep Anton.




Slide 9 - Tekstslide

OEFENING NAKIJKEN

Je hebt een oefening in je schrift gemaakt.


Kijk de oefening met een gekleurde pen na.

Verbeter het als iets niet goed is.


In de volgende slide staat de goede uitwerking van de oefening.

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken oefening

Slide 11 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 12 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 13 - Open vraag

GELEERD?

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken

- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat

Slide 14 - Tekstslide