H2-4 herhalingsles

Herhalingsles
Lesbrief Vraag en aanbod hoofdstuk 1 + 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles
Lesbrief Vraag en aanbod hoofdstuk 1 + 2

Slide 1 - Tekstslide

omzet:-1,7%
prijs: 2,9%
Wat is de procentuele wijziging van de afzet (A)?
A
-1,7/2,9 * 100%= -58,6% dus A = -58,6%
B
98,3/102,9 * 100% = 95,5% dus A = -4,5%
C
2,9/-1,7 * 100% = -170,6% dus A = -170,6%
D
102,9/98,3 * 100% = 104,7% dus A = 4,7%

Slide 2 - Quizvraag

indexcijfer Afzet
omzet = prijs * afzet dus afzet = omzet/prijs
(6 = 2 * 3, dus 3 = 6/2)
indexcijfer Afzet = indexcijfer omzet/prijsindexcijfer * 100

Slide 3 - Tekstslide

omzet:-4,5%
afzet: -5,8%
Wat is de procentuele wijziging van de prijs (B)?
A
95,5/94,2 * 100% = 101,4 dus B = + 1,4%
B
94,2/95,5 * 100% = 98,6 dus B = -1,4%
C
-4,5/-5,8 * 100% = -77,6% dus B = -22,4%
D
-5,8/-4,5 * 100% = 128,9% dus B = 28,9%

Slide 4 - Quizvraag

indexcijfer Prijs
omzet = prijs * afzet dus prijs = omzet/afzet
(6 = 2 * 3, dus 2 = 6/3)
indexcijfer prijs = indexcijfer omzet/indexcijfer afzet * 100

Slide 5 - Tekstslide

Verschuiving 
langs de vraaglijn
Als de prijs wijzigt (en de rest blijft hetzelfde), dan zal de vraag veranderen. 

Een verschuiving LANGS de vraaglijn. 

Slide 6 - Tekstslide

Verschuiving van de vraaglijn
  • aantal vragers verandert
  • inkomen vragers verandert
  • smaak van de vragers verandert
  • prijs concurrerend product verandert

Slide 7 - Tekstslide

Van individueel naar collectieve vraaglijn

Slide 8 - Tekstslide

Qv = -500P + 80.000
De prijs daalt van 100 naar 80
Wat is de prijselasticiteit van de vraag?
(Ey = wijziging Q (gevolg)/wijziging P (oorzaak)
A
-1,67
B
+1,67
C
-1,7
D
+1,7

Slide 9 - Quizvraag

Uitwerking
Qv = -500P + 80.000
Bij P = 100, Qv = -500 x 100 + 80.000 = 30.000
Bij P = 80, Qv =  = -500 x 80 + 80.000 = 40.000
verandering Qv = (40.000 - 30.000)/30.000 * 100% = 33,3%
verandering P = (80 - 100)/100 = -20%
Dus Ev = 33,33/-20 = -1,7

Slide 10 - Tekstslide

samengevat 1 van 3
  • Als de prijs verandert, en verder blijft alles hetzelfde, dan verschuif je langs de vraaglijn. 
  • Bij een verschuiving van de vraaglijn, verandert de vraag bij dezelfde prijs. 
  • Prijselasticiteit zegt iets over de mate waarin de vraag verandert bij een verandering van de prijs. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe sterk reageert de vraag
elastische vraag
Ev groter dan 1 of kleiner dan -1. Oftewel de vraag verandert sterker dan de prijs. 

inelastische vraag

De Ev ligt tussen de -1 of de 1. De vraag verandert minder sterk dan de prijs. 

volkomen inelastische vraag
De Ev = 0. De vraag verandert niet bij een prijswijziging. 

Slide 12 - Tekstslide

Stel Ev = -0,5.
Wat gebeurt er met de
omzet bij een prijsdaling?
A
Kun je niet zeggen want je weet de P en Q niet
B
De omzet zal dalen
C
De omzet zal stijgen

Slide 13 - Quizvraag

inelastische vraag en omzet
Ev = -0,5. Dus de vraag is inelastisch. De vraag zal minder hard stijgen dan de prijs daalt. Oftewel de totale omzet zal dalen
Voorbeeld: stel de prijs is 10 en gaat naar 9. Dus de prijs daalt met 10%. Stel Q is 10 en gaat naar 10,5. De Q stijgt met 5%. 
Ev = 5/-10 = -0,5, dus inelastisch. 
eerst was de omzet: 10 * 10 = 100
nu is de omzet: 9 * 10,5 = 94,5

Slide 14 - Tekstslide

Stel Ev = 1,8.
Wat gebeurt er met
de omzet bij een prijsdaling?
A
Kun je niet zeggen want je weet de P en Q niet
B
De omzet zal stijgen
C
De omzet zal dalen

Slide 15 - Quizvraag

Is een spijkerbroek een primair of luxe goed?
A
primair
B
luxe

Slide 16 - Quizvraag

I: de prijs naar een primaire goed is prijs elastisch
II: de prijs naar een luxe goed is prijs inelastisch
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Samengevat (2 van 3)
  • Ev > 1, elastische vraag, omzet stijgt bij prijsdaling
  • Ev = 0, volkomen inelastisch, omzet blijft gelijk bij prijsdaling
  • 0 > Ev >1, inelastische vraag, omzet daalt bij prijsdaling
  • Primaire goederen: inelastische vraag
  • Luxe goederen: elastische vraag

Slide 18 - Tekstslide

Kruiselingse prijselasticiteit
   Ek = verandering hoeveelheid product A/verandering prijs product B

Hierbij is de verandering van de prijs van product B de oorzaak (onder de streep) en de verandering van de gevraagde hoeveelheid van product A het gevolg (boven de streep). 

Slide 19 - Tekstslide

Complementair en substitutie 
De kruiselingse prijselasticiteit van complementaire goederen is negatief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar suiker en melk dalen

De kruiselingse prijselasticiteit van substitutiegoederen is positief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar thee stijgen

Slide 20 - Tekstslide

Welk van deze producten hebben een positieve kruislingse elasticiteit?
A
De fiets en het ijs van de AH
B
Ben & Jerry en Hertog Jan ijs
C
De fiets en de fietspomp
D
Schiet mij maar in de kerstverlichting, geen idee

Slide 21 - Quizvraag

Inkomenselasticiteit
De inkomenselasticiteit wordt weer op dezelfde manier berekend:

Ey = verandering hoeveelheid/verandering inkomen

De verandering inkomen is hier de oorzaak (onder de streep), de verandering hoeveelheid is hier het gevolg (boven de streep). 

Slide 22 - Tekstslide

Primair en luxe goederen
primair goed
Noodzakelijk voor je levensonderhoud, lage inkomenselasticiteit. Ook bij een inkomensdaling blijf je het kopen. Voorbeeld: brood. 

luxe goed
nice to have, hoge inkomenselasticiteit. Bij een inkomensdaling zul je snel minder kopen. Voorbeeld: luxe auto. 


Slide 23 - Tekstslide

Inferieure goederen
inferieur goed
Goederen met een negatieve inkomenselasticiteit: als je meer gaat verdienen, koop je minder. Voorbeeld: merkloze schoenen. 

Slide 24 - Tekstslide

drempel en verzadigingsinkomen
drempel inkomen
Luxe goederen hebben een drempel inkomen: je koopt het goed pas als je een bepaald inkomen hebt bereikt. 

verzadigingsinkomen
Primaire goederen hebben een verzadigingsinkomen. Vanaf dat inkomen geef je niet meer uit aan primaire goederen. 

Slide 25 - Tekstslide


A
A = primaire, B = inferieur, C = luxe
B
A = inferieur, B = luxe, C = primair
C
A = luxe, B = luxe, C= inferieur

Slide 26 - Quizvraag

Qv = -50P + 0,02Y + 80
P = 8, Y = 25.000.
Wat is de inkomenselasticiteit als Y wijzigt naar 24.000?
A
2,75
B
3,12
C
2,6
D
4,8

Slide 27 - Quizvraag

Uitwerking
Qv = -50P + 0,02Y + 80, P = 8, Y = 25.000
Qv = (-50 x 8) + (0,02 x 25.000) + 80 = -400 + 500 + 80 = 180
Y daalt van 25.000 naar 24.000. De nieuwe Qv wordt dan: 
(-50 x 8) + (0,02 x 24.000) + 80 = -400 + 480 + 80 = 160
Wijziging Y = (24000 - 25000)/25000 * 100% = -4%
Wijziging Q = (160-180)/180 * 100% = -11%
Ey = -11/-4 = 2,75

Slide 28 - Tekstslide

samenvatting (3 van 3)
  • Ek van complementaire goederen is negatief
  • Ek van substitutie goederen is positief
  • Ey van primaire goederen is inelastisch
  • Ey van luxe goederen is elastisch
  • Ey van inferieure goederen is negatief 

Slide 29 - Tekstslide

Ik snap het verschil tussen verschuiven langs de vraaglijn en verschuiven van de vraaglijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik begrijp het verschil tussen primaire, luxe en inferieure producten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Ik begrijp prijselasticiteiten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Ik begrijp kruiselingse elasticiteiten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Ik begrijp inkomenselasticiteiten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll