Elasticiteiten herhaling met oefening

Elasticiteiten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Elasticiteiten

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatting elasticiteiten

Slide 2 - Tekstslide

In formulevorm

proc.verandering=oudnieuwoudx100procent
Prijselasticiteit=procentueleveranderingprijsprocentueleveraderingvraag

Slide 3 - Tekstslide

Is de prijselasticiteit van de vraag vaak een positief of negatief getal?
A
Positief getal
B
Negatief getal

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

De prijselasticiteit van de vraag naar een bepaald product is -0,25. Dit betekent:
A
Dat de prijs stijgt met 1% de vraag daalt met 25%
B
Dat de prijs daalt met 25%, als de gevraagde hoeveelheid met 100% stijgt.
C
Dat de prijs daalt met 2%, als de gevraagde hoeveelheid met 8% stijgt.
D
Dat als de prijs met 8% stijgt de gevraagde hoeveelheid daalt met 2%.

Slide 6 - Quizvraag

Van een artikel is bekend dat wanneer de prijs stijgt met 25%, de afname daalt van 1.000 naar 825 stuks.
A
De prijselasticiteit is 0,70
B
De prijselasticiteit is 0,849
C
De prijselasticiteit is -0,70
D
De prijselasticiteit is -0,849

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waarvan is de prijselasticiteit van de vraag afhankelijk?
-Zijn er substitutiegoederen
Dit zijn goederen die het product kunnen vervangen.
-Kun je snel reageren (vb reizen wordt duurder -> verhuizen)

Slide 10 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit

Slide 11 - Tekstslide

Primaire goederen of luxegoederen?
Primair goed
Luxe goed
Mondkapje
Juwelen
Kleding
Airpods
Melk
Nagellak
Tandpasta
Smartwatch

Slide 12 - Sleepvraag

Wat heeft een ondernemer er aan om de elasticiteit uit te rekenen?

Slide 13 - Open vraag

Prijselasticiteit & omzet

De waarde van de elasticiteit zegt iets over of de omzet zal toe- of afnemen bij een prijsstijging of –daling.


- Bij een inelastische vraag zal een prijsstijging leiden tot een stijging van de omzet, omdat de procentuele stijging van de prijs groter is dan de procentuele daling van de gevraagde hoeveelheid. (en andersom...)

Slide 14 - Tekstslide

Als de prijs met 3% daalt zal de vraag met 2% stijgen. Wat gebeurd er dan met de omzet?
A
Deze daalt
B
Deze stijgt
C
Deze blijft gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Berekening met indexcijfers
Wanneer moet een bedrijf de prijs verhogen, of juist gaan verlagen? Berekenen kan met indexcijfers 
(indexcijfer omzet i.c.)


i.c. omzet = i.c. verkoopprijs * i.c. afzet 
            100


100 = (100*100) / 100 

Slide 16 - Tekstslide

De prijs van een pakje sigaretten stijgt met 10% de afzet daalt hierdoor met 4% bereken de procentuele verandering van de omzet
A
De omzet stijgt met 6%
B
De omzet daalt met 5,2%
C
De omzet stijgt met 5,6%
D
De omzet stijgt met 6,4%

Slide 17 - Quizvraag

Omzet aangeven in een grafiek
P=30

Slide 18 - Tekstslide

Omzet aangeven in een grafiek
P=30 rood
P=40
groen

Slide 19 - Tekstslide

Omzet aangeven in een grafiek
P=30 rood
P=40
groen

Slide 20 - Tekstslide

luxe goed
Primair goed
Inferieur goed

Slide 21 - Sleepvraag

Oefenopgave 1

a) De prijs daalt met 10% en de gevraagde hoeveelheid stijgt met 5%.

Bereken de elasticiteit.


b) De prijs stijgt met 10%. De waarde van de elasticiteit is -2.

Met hoeveel verandert de gevraagde hoeveelheid?

Slide 22 - Tekstslide

c) De elasticiteit is -0,5. Door een prijsdaling is de gevraagde hoeveelheid gestegen met 5%.

Met hoeveel procent is de prijs gedaald?


d) Van een product is de vraagcurve als volgt: qv = -4p + 24
Stel dat de prijs daalt van p = 4 naar p = 3.

Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag?

Slide 23 - Tekstslide

Uitwerking

a) Ev = 5% /-10% = -0,5
b) -2 = proc. ver. q / 10%    
procentuele verandering gevraagde hoeveelheid =

-2 x 10% = -20%
c) -0,5 = -5% / proc. ver. p
procentuele verandering prijs =  -5% / -0,5 = 10%

Slide 24 - Tekstslide

d)




Ev =  50% / -25% = -2

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld (1)

Er is sprake van een inelastische vraag en een daling van de prijs.




De afzet zal dan procentueel minder stijgen dan de prijs procentueel daalt. De omzet daalt dus.

Slide 26 - Tekstslide

Kruislingse prijselasticiteit

Hoe sterk de gevraagde hoeveelheid van een goed afhangt van de prijs van een ander goed, komt tot uitdrukking in de kruislingse prijselasticiteit:

Kruislingse prijselasticiteit van de vraag (Ekv) =

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

complementair goed
substitutie goed
kruislingse elasticiteit onder de nul
kruislingse elasticiteit boven de nul 

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit

De inkomenselasticiteit geeft weer hoe (sterk) de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van het inkomen.





Er zijn drie mogelijkheden:

Slide 31 - Tekstslide

Substitutie en complementaire goederen

De vraag naar een goed kan afhangen van de prijs van een ander goed.
Er zijn 2  mogelijkheden:

1) Substitutiegoederen; als prijs van goed A stijgt, stijgt vraag naar goed B. Ekv is dus positief

2) Complementaire goederen; als prijs van goed A stijgt, daalt vraag naar goed B. Ekv is dus negatief.

Slide 32 - Tekstslide

Elasticiteit

Slide 33 - Tekstslide