Theme 3 - Present perfect (vtt) and Past simple (vt)


Past Simple vs Present Perfect
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Past Simple vs Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Past simple
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 2 - Tekstslide

past simple: bevestigen
- Gebruik:
   - verleden
> helemaal voorbij
   - je weet wanneer het gebeurde
   - het is afgesloten / afgerond

- Vorm:
    - regelmatige werkwoorden + ed
    - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje




Slide 3 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje

Slide 4 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje
Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

Slide 5 - Tekstslide

Past simple

Slide 6 - Tekstslide

Past Simple of
to work?
A
works
B
worked
C
working

Slide 7 - Quizvraag

Past Simple of
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 8 - Quizvraag

Present perfect
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 9 - Tekstslide

present perfect: gebruik en vorm
- Gebruik:
   - verleden begonnen, nu nog bezig

   - verleden gebeurd, nu nog merkbaar
   - iets uit het verleden is nu nog belangrijk
- Vorm:
    - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord
       - regelmatige werkwoorden + ed
       - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje

Slide 12 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje
FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever
Just, Already (Always), Since

Slide 13 - Tekstslide

Present perfect

Slide 14 - Tekstslide



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY
- w.w. + ed
- 2e rijtje
- ? = did + w.w.
- - = didn't + w.w.


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS
- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
- he/she/it = has
- I/you/we/they = have
past simple vs. present perfect

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 17 - Tekstslide

Maak present perfect:
Grandmother ....... (bake) a cake.

Slide 18 - Open vraag

Maak de present perfect:
Martha..... her homework. (finish)

Slide 19 - Open vraag

Maak de present perfect:
We .... .... to school (go)

Slide 20 - Open vraag

When do you use the Present Perfect?
A
To say something has just finished
B
To say something happened but you don't know when
C
To say something happened and is still going on now
D
To say something happened and is now finished

Slide 21 - Quizvraag

When do you use the Past Simple?
A
To say something has finished
B
To say something started in the past and is still happening now
C
To say something just finished
D
To say something took a long time

Slide 22 - Quizvraag

Which sentence is in the Present Perfect tense?
A
I am playing football
B
I was playing football
C
I played football
D
I have played football

Slide 23 - Quizvraag

Which sentence is in the Past Simple tense?
A
I have bought a dog
B
I bought a dog
C
I was buying a dog
D
I buyed a dog

Slide 24 - Quizvraag

They (to be) home last night

Slide 25 - Open vraag

He (live) here since 1990.

Slide 26 - Open vraag

The dog (to bite) the man yesterday.

Slide 27 - Open vraag

He (to play) videogames since he was a child.

Slide 28 - Open vraag

She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

0

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video