Herhaling blok 2 2 havo

les 1
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Absenten
Klas vs. Bartnick 
van elkaar nakijken opdracht 3 en 4
herhaling blok 2

Slide 2 - Tekstslide

klas vs. Bartnick
Jan savede de bestanden niet goed. (ga naast je tafel staan)
Jan savete de bestanden niet goed.  (ga op de tafel zitten)

Slide 3 - Tekstslide

absenten

Slide 4 - Tekstslide

opdracht 3 en 4

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 3
2 a Er zijn soorten zand die ooit leefden. Kalksteen bestaat uit resten van zeeorganismen. Koraalzand bestaat uit resten koraal en resten andere dode zeedieren. Sterrenzand bestaat uit de skeletten van eencellige organismen. (4 pnt)
3 Zandsoorten als koraalzand, kalksteen en sterrenzand leefden vroeger / bestaan uit materiaal dat vroeger leefde. (2 pnt)


Slide 6 - Tekstslide

opdracht 4

4 informeren; de lezer informatie geven
5 a De informatieve waarde voor een algemeen publiek is niet groot. Het publiek kan de tekst lezen en denken: wat leuk, wist ik niet.
 b Voor geïnteresseerde aardrijkskundeleerlingen heeft de tekst informatieve waarde, want de tekst geeft informatie over de verschillende zandsoorten en hun ontstaan.
 c Voor een lezer met een aquarium is de informatieve waarde gering. Het stukje over koraalzand kan hij interessant vinden.
 d Eigen antwoord.

Slide 7 - Tekstslide

opdracht 4
2 a Daarvan verwijst naar zand. (regel 6)
 b die verwijst naar erg ronde korrels. (regel 7)
 c ze verwijst naar Die korrels. (regel 10)
3 a Als je de hoeveelheid zand en grind die in Nederland wordt gebruikt zou verdelen over de inwoners, dan gebruikt elke Nederlander 6500 kilo zand per jaar.
 b Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Als je het verbruik per Nederlander geeft, kan dat de lezer juist stil laten staan bij de hoeveelheid die wordt gebruikt. Een groot getal neemt de lezer waarschijnlijk aan als feit zonder er verder bij na te denken.


Slide 8 - Tekstslide

4 De kunstenaars maken de zandsculpturen met rivierzand vanwege de hoekigere korrels.
5 De korrels van rivierzand zijn veel hoekiger en ze hebben verschillende maten.
6 Zand wordt in Nederland gebruikt voor bouwpercelen, wegen, nieuwbouw, kustversterking en betonproductie.
7 Voor verschillende bouwwerken gebruiken de makers verschillende soorten zand.
8 met een advies

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling
genres
beeldspraak
zinsontleding
bijstelling
voornaamwoorden
zinnen met twee OW en PV
Engelse WW
hoofdletters en kleine letters
woordvorming





Slide 10 - Tekstslide

genres
realistisch: detective, thriller, ontwikkelingsverhaal

minder realistisch: sciencefiction, fantasy, dystopie

Slide 11 - Tekstslide

beeldspraak/stijlfiguren
Je gebruikt een bepaald beeld om dat wat je zegt te verduidelijken. Veel in spreekwoorden. Schrijvers zijn vaak origineler.

Hij loopt rond als een kip zonder kop. (vergelijking)


Slide 12 - Tekstslide

zinsontleding
Mijn neefje heeft vandaag een abonnement op de DOnald Duck cadeau gekregen.

Slide 13 - Tekstslide

Bijstelling
Een deel van een zinsdeel. Staat altijd tussen komma's.

Mevrouw Bartnick, de docente Nederlands, doet haar best de bijstelling uit te leggen.

Zegt nog een keer hetzelfde, in andere woorden.

Slide 14 - Tekstslide

Woordsoorten
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord

Slide 15 - Tekstslide

vragend voornaamwoord
Staan vaak vooraan in de vraagzin. 
Wat ga je naar eten vandaag?
Vragen naar een mens of naar een ding (dus niet hoe/waarom etc)
Soms iets lastiger, midden in de zin:
Weet je al wat je eet vandaag?
wie/wat/welke/wat voor een

Slide 16 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan

Dit boek is erg spannend

Staat voor datgene dat aangewezen wordt.

Slide 17 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord
wijst terug naar een woord of woordgroepje (dit noem je een antecedent)
Het staat altijd achter dat waar naar verwezen wordt.

Ik zoek naar het boek dat op tafel lag. 

die/dat/wat/wie

Slide 18 - Tekstslide

wat
Het antecedent van het woord wat kan een overtreffende trap, iets vaags of een hele zin zijn.

Het leukste wat ik zag heb ik meteen gekocht.
Alles was je moet weten staat in het boek.
Morgen ga ik een dagje weg, wat ik natuurlijk erg leuk vind.

Slide 19 - Tekstslide

onbepaald vnw
verwijst naar iets vaags. Je weet niets specifieks over dit ding of persoon.

Iedereen die morgen naar de Hema gaat, krijgt een kortingsbon van 10%.

iets, niets, niemans, iemand, alles, men, wat, elke, ieder, iedereen

Slide 20 - Tekstslide

oefenen
zelftest grammatica
cambiumned

Slide 21 - Tekstslide

spelling werkwoorden 
Werkwoorden zijn vaan vernederlandst door de uitgang -en

De werkwoorden worden net zoals de Nederlandse werkwoorden vervoegd.

checken: Jan checkte zijn mail. 

Slide 22 - Tekstslide

uitspraak
Soms moet je met de spelling duidelijk maken hoe je een woord uit moet spreken.

Johan passte de bal naar Maarten.
Ik heb mijn abonnement geüpgraded.

Slide 23 - Tekstslide

oefenen
De fysio (tapen) ............................ mijn enkel
Mijn moeder (flossen) ............................... haar tanden
Mijn broer (zappen) ................................ langs alle zenders.


Slide 24 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zn

Een houten tafel

Slide 25 - Tekstslide

stoffelijk
Waaruit iets gemaakt is 

Een houten tafel

Eindigen meestal op -en, behalve bij nieuwe stoffen

Een plastic beker

Slide 26 - Tekstslide

afleiding voltooid deelwoord
-en als het vd ook op -en eindigt.

Een gebroken been

-e als vd op -d of -t eindigt altijd zo kort mogelijk
De geverfde muur
De gewitte muur 

Slide 27 - Tekstslide

te
na te het bijvoeglijk naamwoord als infinitief (hele ww)

De te beoordelen toetsen
De te verven muur

Slide 28 - Tekstslide

hoofdletters en kleine letters
Kijk goed in je boek om de regels te leren! Kleine herhaling van een paar moeilijke voorbeelden.

Heb je al aan mevrouw Van Asselt gevraagd of ze ook meedoet?
Ik heb al aan Petra van Asselt gevraagd of ze ook meedoet.

Waarom Van wel/niet met een hoofdletter?

Slide 29 - Tekstslide

Eigennamen
Woorden waarbij je niet meer aan een eigennaam denkt, schrijf je niet met een hoofdletter. barbiepop downsyndroom

Syndroom van Down wel!

Slide 30 - Tekstslide

heilige personen en zaken
Bijbel, Allah, God wel

Namen van gelovigen, geloven en politieke stromingen niet.

christen, pastoor, communisme 

Slide 31 - Tekstslide

periodes en tijdperken
Schrijf je niet met een hoofdletter.

middeleeuwen, pruikentijd

Slide 32 - Tekstslide

woordvorming
samenstelling en afleiding

Slide 33 - Tekstslide

samenstelling
twee woorden met een eigen betekenis worden tot een nieuw woord samengevoegd.

ijssalon
winterbanden
auto-ongeluk


Slide 34 - Tekstslide

afleiding
een zelfstandig woord met een voor- of achtervoegsel

eerlijk - oneerlijk

Slide 35 - Tekstslide

oefenen
zelftest en cambiumned.nl

Slide 36 - Tekstslide