Volleybal spelregelkennis
1 / 35
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Spelregels
Welke volleybal spelregels ken je al?
Welke volleybal spelregels ken je al?
Slide 3 - Open vraag
Hoeveel spelers staan er per team in het veld?
A
12
B
5
C
6
D
8
Slide 4 - Quizvraag
Welk Engels woord gebruikt men voor de opslag bij volleybal?
A
Ready
B
Service
C
Start
D
Go
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
Hoe vaak mag je als team de bal aanraken, voordat deze over het net gespeeld moet worden?
A
3 keer
B
4 keer(1 maal een blok)
C
4 keer
Slide 7 - Quizvraag
Tot hoeveel punten speel je de eerste set?
A
15
B
20
C
25
D
30
Slide 8 - Quizvraag
Als de bal op de lijn stuitert is de bal uit.
A
Juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Een speler mag het net aanraken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Noem drie manieren om een punt te krijgen met je team?
Slide 11 - Open vraag
Tijdens een rally raakt de bal een balk aan het plafond. Mag je doorspelen?
A
Je mag doorspelen
B
Nee, de bal is uit
C
Het punt wordt opnieuw gespeeld
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer draait jouw team door?
A
Als de tegenstander 1 punt heeft gemaakt
B
Als de tegenstander aan service was en jouw team scoort dan
C
Wanneer je 2 punten op rij maakt
Slide 13 - Quizvraag
De tegenstander serveert, maar jouw team wint het punt. Wie van je team gaat er nu serveren?
A
De speler die op rechtsachter staat
B
Als je na het doordraaien op rechtsachter staat
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een blok?
Slide 15 - Open vraag
Hoe heet de speler met een afwijkend shirt, die alleen achter in het veld mag staan?
A
Libero
B
Defender
C
Spike
D
Spelverdeler
Slide 16 - Quizvraag
Welke vorm van volleybal bestaat NIET?
A
Zitvolleybal
B
Beachvolleybal
C
Loopvolleybal
D
Footvolleybal
Slide 17 - Quizvraag
Hoe heet de volleybaltechniek waarbij de bal van de grond wordt gehouden met de hand op de grond?
A
Spike
B
Pancake
C
Pipe
D
Smash
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Video
Slide 20 - Video
Waar moet je de bal raken bij de bovenhandse techniek?
A
Op hoofd hoogte
B
Boven je hoofd
C
Op borst hoogte
D
Geen van de antwoorden zijn goed
Slide 21 - Quizvraag
Welke vorm hebben je handen bij een bovenhandse techniek?
A
Een cirkel
B
Een driehoek
C
Een vierkant
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de juiste handpositie voor de onderhandse techniek
A
Handen liggen op elkaar en de duimen wijzen naar voren
B
De vingers zitten door elkaar gevouwen
C
Beiden handen zijn vuisten en liggen tegen elkaar
D
Geen van alle is juist
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
Slide 25 - Video
Stel je voor, je schrijft met links. Met welk been sta jij dan voor tijdens de onderhandse service
A
Rechts
B
Links
Slide 26 - Quizvraag
Waarmee raak je de bal tijdens een bovenhandse service
A
Met de vingers
B
Met de knokkels
C
Met kussens van je hand (handpalm)
D
Met de rug van je hand
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Video
Hoe hoog hangt het net bij de dames?
A
2,05 meter
B
2,15 meter
C
2,24 meter
D
2,43 meter
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Video
Wat betekent dit teken?
A
De bal is uit
B
De bal is aangeraakt
C
Je hebt een punt
D
Je mag serveren
Slide 31 - Quizvraag
Wat betekent dit teken?
A
De bal is uit
B
De bal is aangeraakt
C
Je hebt een punt
D
Je mag serveren
Slide 32 - Quizvraag
Wat vond je van deze digitale les? Heb je nog tips?
