wk 35: les 3

Vrijdag 28 augustus - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: verschil uiteenzetting en betoog, tekststructuren bij een uiteenzetting
  • Tekststructuren
  • Aan de slag!
  • Boektitel doorgeven

timer
10:00
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag 28 augustus - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: verschil uiteenzetting en betoog, tekststructuren bij een uiteenzetting
  • Tekststructuren
  • Aan de slag!
  • Boektitel doorgeven

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
...weet je welke tekststructuren voorkomen bij een uiteenzetting.
...kun je deze tekststructuren herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Uiteenzetting

  • Tekstdoel = informeren
  • Objectief
  • In de kern staan feiten met uitleg.
  • In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.
  • Tekststructuren kunnen zijn:
    vraag – antwoord
    verschijnsel – bespreking
    vroeger – nu
    oorzaak – gevolg


Betoog

  • Tekstdoel = overtuigen
  • Subjectief
  • In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
  • In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
  • Tekststructuur = standpunt-argument


Slide 3 - Tekstslide

4 tekststructuren bij een uiteenzetting

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
2. Vraag-antwoord structuur
3. Probleem-oplossingsstructuur
4. Vroeger-nu-toekomst

Slide 4 - Tekstslide

1. Verschijnsel-verklaringsstructuur
Inleiding       Noemen verschijnsel
Kern               Kenmerken
                         Oorzaken
                         Gevolgen
Slot                Samenvatting en verschijnsel in toekomst

Slide 5 - Tekstslide

2. Vraag-antwoord structuur
Inleiding       Hoofdvraag stellen
Kern               Antwoord deelvraag 1
                         Antwoord deelvraag 2
                         Antwoord deelvraag 3
Slot                Samenvatting/conclusie + antwoord op hoofdvraag  
                        uit inleiding

Slide 6 - Tekstslide

3. Probleem-oplossingsstructuur
Inleiding      Probleem introduceren
Kern              Waarom is het een probleem
                        Oorzaak
                        Gevolg
Slot                Mogelijke oplossingen

Slide 7 - Tekstslide

4. Vroeger-nu-toekomst
Inleiding     Onderwerp aankondigen
Kern              Vroeger
                       Nu
                       Toekomst
Slot               Conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides

slide 10 t/m 49

Slide 9 - Tekstslide

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Ontstaan van een regenboog

A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 10 - Quizvraag

In wat voor tekststructuur vinden we in het middenstuk:

kenmerken, oorzaken en gevolgen?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke tekststructuur kun je deze vraag stellen:
"Wat zijn de gevolgen?"
A
vroeger-nu-toekomst
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing

Slide 12 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Gameverslaving bij jongeren
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 13 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

De geschiedenis van de fiets
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 14 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Dopinggebruik bij topsporters
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 15 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

De werking van je hersenen
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 16 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Lage testcapaciteit van de GGD voor corona
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 17 - Quizvraag

Tekststructuren
Lees/bekijk de teksten op de volgende slides en beantwoord de vragen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Dit is een...
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Mensen met hersenletsel kunnen vaak nog wel schelden (en meer vloekfeitjes)'

Welke deelonderwerpen komen aan bod?

Slide 22 - Open vraag

Bij welke deelonderwerpen wordt verwezen naar bronnen?

Slide 23 - Open vraag

Hoe kun je zien dat er wordt verwezen naar bronnen?
A
De rode woorden linken door naar wetenschappelijke artikelen
B
In de tekst wordt verwezen naar onderzoeken die gedaan zijn

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Link

De titel van deze tekst is 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 26 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Link

De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 29 - Quizvraag

De titel van deze tekst is 'GGD: Drie mogelijke oorzaken uitbraak in Maassluis, ventilatie niet uitgesloten'

Welke 3 oorzaken worden genoemd in de tekst?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Link

De titel van deze tekst is 'Kunnen we hopen op een mooie nazomer of niet? Dit leert het verleden ons'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Link

De titel van deze tekst is 'Frankrijk noemt negentien regio's 'rode zone', mogelijk strenger reisadvies'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 34 - Quizvraag

De vaste tekststructuur voor probleem-oplossing is:
Inleiding 1. Probleem introduceren
Kern 2. Waarom is het een probleem
3. Oorzaak
4. Gevolg
Slot 5. Mogelijke oplossingen
Vul 1 t/m 5 in voor deze tekst

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Link

De titel van deze tekst is 'Zo kwam de sleurhut naar Nederland'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 37 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Wat gebeurt er in je hoofd bij migraine?'

Hoe leidt de schrijver de tekst in?
A
Een of meerdere vragen stellen
B
Anekdote (kort, bijzonder of grappig verhaaltje)
C
Onderwerp aankondigen
D
De aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Link

De titel van deze tekst is 'Kun je regenwater drinken?'

Welke tekststructuur kun je verwachten?
A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
vraag-antwoord structuur
C
probleem-oplossing
D
vroeger-nu-toekomst

Slide 40 - Quizvraag

Bekijk de tekst 'Kun je regenwater drinken?'

Welke deelonderwerpen komen aan bod?

Slide 41 - Open vraag

Bekijk de tekst 'Kun je regenwater drinken?'

Wat is, na het lezen van deze tekst, jouw antwoord op deze vraag?

Slide 42 - Open vraag

Boektitel doorgeven (keuze 1 + 2)
Via Forms, zie link op Magister

Slide 43 - Tekstslide

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Na laten denken
D
Amuseren

Slide 44 - Quizvraag

In een uiteenzetting komen nooit meningen voor:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 46 - Quizvraag

Lesdoel behaald?
Ik weet welke tekststructuren voorkomen bij een uiteenzetting
A
Ja
B
Nee

Slide 47 - Quizvraag

Lesdoel behaald?
Ik kan de tekststructuren herkennen en benoemen
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quizvraag

Einde van deze les
Je mag nu verder lezen in je leesboek

Slide 49 - Tekstslide