V4 - Woche 41 - Stunde 1, 2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

V4 - Woche 41

Planung Stunde 1

überprüfen:  Lernbox Lektion 6 (N-D)

Grammatik: Personalpronomen

Donnerstag = Idioomtoets K1 H4duF1 

--> Lektion 1, 2, 4, 5, 7 (D-N )

--> Lektion 3, 6 (N-D)

       

Ziele

• Je verbreedt je woordenschat.

•  Je kunt Duitse nieuwsberichten begrijpen. 

•  Je kunt belangrijke informatie in teksten begrijpen die te maken hebben met alledaagse situaties. 

overhoren: weektaak Lernbox L6

Notiere die Niederländische Wörter und übersetze sie auf Deutsch. 

Achte auf:

- die Großbuchstaben

- die richtige Artikel (lidwoorden) 

Zeit: 10 Minuten

Persoonlijk voornaamwoorden duiden personen en onderwerpen aan zonder ze echt bij de naam te noemen.

In welke naamval het persoonlijk voornaamwoord komt te staan hangt af van:

1. of er een vast voorzetsel of keuze voorzetsel voor staat

2. of er een werkwoord met vaste naamval in de zin staat

3. in welk zinsdeel het persoonlijk voornaamwoord staat (ow, lv of mv).

Ontleden ja/nee?

Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:

stap 1: Zoek naar een (keuze)voorzetsel of werkwoord met naamval in de zin. 

stap 2:  Als er geen voorzetsel / werkwoord in staat, ontleed je de zin naar onderwerp, 

lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Stap 3: Juiste vorm in de juiste naamval invullen.

Voorzetsels met de 4e naamval:

durch - door

für - voor

gegen - tegen

ohne - zonder

um - om

bis - tot 

entlang - langs

Voorzetsels met de 3e naamval:

aus - uit                     außer - behalve

bei - bij                      entgegen - tegemoet

mit - met                  gegenüber - tegenover

nach - na + naar

seit - sinds

von - van

zu - naar

Wechselpräpositionen (3e of 4e naamval)

in - in                      

an - aan          

auf - op               

hinter - achter

neben - naast

unter - onder

vor - voor

über - over, boven

zwischen- behalve

3e naamval = plaats /tijd (wo?/ wann?)

4e naamval = beweging / verplaatsing (wohin?)

Komt nog terug! 

Verben mit einem Fall

1e naamval: sein, werden, bleiben

4e naamval: bitten, fragen, es gibt, kosten, lehren, interessieren

3e naamval: danken, helfen gefallen, gratulieren, helfen, kondolieren, schaden, passen, gelingen, gehören, passen, gelingen

Komt nog terug! 

zinsontleding

1e naamval =  onderwerp 

wie/ wat + gezegde?     ( --> hij )

4e naamval = lijdend voorwerp 

wie/wat + gezegde + onderwerp?      (--> hem)

3e naamval = meewerkend voorwerp 

aan of voor wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?  

(--> aan/voor hem)

Ontleden (net als in het Nederlands)

Ich habe ihr eine Zeitung gekauft. 

[onderwerp]   [meew. vw]      [lijdend vw]

         1e                            3e                       4e

        hij             aan/voor hem             hem

Grammatik: Personalpronomen

Machen: K1 Lektion 5 Aufgabe 42 & 43 (S.36)

(eventuell in Gruppe mit Unterstützung)

Hilfsmittel: Fachbuch: Übersicht Naamvallen 

Zeit: 20 Minuten, danach besprechen

Fertig: lernen Idioomtoets Kapitel 1 V4duF1 (Donnerstag)

Planung Stunde 1

Wochenaufgaben: overhoren Lernbox Lektion 6 

Grammatik: Personalpronomen + Aufgabe 42, 43

Planung Stunde 2

Vokabeln: Lektion 7 

Lesen: 

• Das gewisse Etwas + Aufgabe 41
  
• Weiblicher Adlerblick + Aufgabe 51, 52
  

Sehen: Neuneinhalb

Toets Vokabeln K1 = Donnerstag

Ziele

• Du lernst neue Vokabeln und erweiterst deine Wortschatz. 

•  Du kannst die Personalpronomen in den richtigen Fall verwenden. 

•  Je kunt belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte verslagen en artikelen. 

Vokabeln: Lernbox Lektion 7 

Besprechen: Lernbox Lektion 7 (NL-DU) S. 47)

Zeit: 5 Minuten

Lesen: Das gewisse Etwas

--> Aufgabe 41 (S.34)

Gemeinsam: Strategie besprechen + Titel, Lay-out.

Selbstständig machen: Aufgabe 41. (Hilfsmittel = Wörterbuch D-N)

Zeit: 10 Minuten, danach besprechen

Ferig = lernen Idioomtoets Kapitel 1 V4duF1 (Donnerstag)

Lesen: Examentraining

--> Aufgabe 51, 52 (S.42)

Gemeinsam: Strategie besprechen + Titel, Lay-out.

Selbstständig machen: Aufgabe 51, 52 (Hilfsmittel = Wörterbuch D-N)

Zeit: 10 Minuten, danach besprechen

Ferig = lernen Idioomtoets Kapitel 1 V4duF1 (Donnerstag)

Sehen: Lange Nase, kurze Beine - Woran erkennt man Lügen?

https://kinder.wdr.de/tv/neuneinhalb/sendungen/wissenschaft-und-technik/sendung-lange-nase-kurze-beine-woran-erkennt-ma-luegen-100.html

Schreibe die Fragen ins Heft und beantworte sie während des Sehens:

1.  Was wird mit dem 'Tatwissentest' gemessen?

2. Welche 3 körperliche Reaktionen folgen wenn wir beim Test etwas erkennen?

3. Welche der drei Lügen sind in Ordnung laut (volgens) den Personen? 

4. In welchen Situationen ist lügen erlaubt (toegestaan)?

Nächste Stunden

Idioomtoets V4DuF

Literatur: DDR - Literatur