Das Adjektiv

Das Adjektiv - bijv. naamwoord
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Das Adjektiv - bijv. naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welches Wort gehört zu welcher Gruppe?  
Ein-Gruppe
Der-Gruppe
der
die
das
dies-
jen-
jed-
manch- 
solch- 
welch-
all-
ein-
kein-
mein-
dein-
sein- 
ihr- 
unser- 
euer- 
Ihr- 
ihr-

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersicht der Adjektive
Die folgenden Sheets zeigen die Deklinierung der Adjektive in der  der-Gruppe, der ein-Gruppe und der nichts-Gruppe / Null-Gruppe 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ezelsbruggetje "de sleutel": om te kunnen onthouden of het bijvoegelijke naamwoord alleen een e of een en krijgt, moet je een sleutel kunnen tekenen als je het schem juist hebt ingevuld, kijk maar naar de rode woorden of de volgende dia. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
der nette Mann
die nette Frau
das nette Kind
die netten Kinder
2
des netten Mannes
der netten Frau
des netten Kindes
der netten Kinder
3
dem netten Mann
der netten Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4
den netten Mann
die nette Frau
das nette Kind 
die netten Kinder

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Der-Gruppe
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
der nette Mann
die nette Frau
das nette Kind
die netten Kinder
2
des netten Mannes
der netten Frau
des netten Kindes
der netten Kinder
3
dem netten Mann
der netten Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4
den netten Mann
die nette Frau
das nette Kind 
die netten Kinder

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ezelsbruggetje "de sleutel": om te kunnen onthouden of het bijvoegelijke naamwoord alleen een e of een en krijgt, moet je een sleutel kunnen tekenen als je het schem juist hebt ingevuld, kijk maar naar de rode woorden of de volgende dia. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
die netten Kinder
2
des netten Mannes
der netten Frau
des netten Kindes
der netten Kinder
3
dem netten Mann
der netten Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4
den netten Mann
die netten Kinder

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ein-Gruppe
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
ein netter Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind
keine netten Kinder
2
eines netten Mannes
einer netten Frau
eines netten Kindes
keiner netten Kinder
3
einem netten Mann
einer netten Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4
einen netten Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind 
keine netten Kinder

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ook hier kun je ook weer een sleutel tekenen, maar let op!  De 1e naamval mannelijk en de 1e en 4e naamval onzijdig schrijf je niet alleen een e achter het bijvoeglijke naamwoord. Dus als je alleen de hokjes pakt waar de bij.nw een en krijgen, dan zie je weer een sleutel. Zie volgende dia. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
ein netter Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind
keine netten Kinder
2
eines netten Mannes
einer netten Frau
eines netten Kindes
keiner netten Kinder
3
einem netten Mann
einer netten Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4
einen netten Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind 
keine netten Kinder

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ook hier kun je ook weer een sleutel tekenen, maar let op!  De 1e naamval mannelijk en de 1e en 4e naamval onzijdig schrijf je niet alleen een e achter het bijvoeglijke naamwoord. Dus als je alleen de hokjes pakt waar de bij.nw een en krijgen, dan zie je weer een sleutel. 
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
keine netten Kinder
2
eines netten Mannes
einer netten Frau
eines netten Kindes
keiner netten Kinder
3
einem netten Mann
einer netten Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4
einen netten Mann
keine netten Kinder

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nichts/Null-Gruppe
Männlich
Weiblich
Sächlich
Mehrzahl
1
netter Mann
nette Frau
nettes Kind
nette Kinder
2
netten Mannes
netter Frau
netten Kindes
netter Kinder
3
nettem Mann
netter Frau
nettem Kind
netten Kindern
4
netten Mann
nette Frau
nettes Kind 
nette Kinder
Let op! Hier kun je het ezelsbruggetje niet toepassen. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das Quiz
Es folgen jetzt 3 Fragen. Bestimme zu welcher Gruppe die Wortgruppe gehört. 

Viel Erfolg!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


schlaue Schüler

Welche Gruppe?
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
C
nichts-Gruppe

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


unser geordneter Sekretär

Welche Gruppe?
A
der-groep
B
ein-groep
C
nichts-groep

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



jenes alte Haus

Welche Gruppe?
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
C
nichts-Gruppe

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er ist der best.. Spieler (m)
Er ist ein gut.. Spieler (m)
A
der beste / ein guten
B
das bester / ein gute
C
der beste / ein guter
D
die beste / eine gute

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich habe ein neu.. Fahrrad (o - das)
A
ein neuen
B
ein neues

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich fahre mit einem neu.. Fahrrad
A
mit einem neuen
B
ein neues

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich kenne deinen nett.. Vater (m)
und deine nett.. Mutter (v)
die Eltern (Mv)
A
deinen netter und deine netten
B
deinen netten und deine netten
C
deinen netten und deinen nette
D
ich kenne deine netten Eltern

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Es folgen 
5 offene Fragen! 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achte auf die richtige Vorgehensweise:
  1. Präpositionen 
  2. Verben 
  3. Zergliedern 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Morgen treffe ich ein ...
bekannt ... Wissenschaftler (m)
.

Slide 21 - Open vraag

Wat bepaalt de naamval?

- een voorzetsel of een zinsdeel?


Dieses verfilmte Buch ist ein ... groß ... Erfolg (m).

Slide 22 - Open vraag

Wat is ein ... groß ... Erfolg voor een zinsdeel?

- naamwoordelijk deel van het gezegde ->
ist (sein) = koppelwerkwoord en dit verfilmde boek is gelijk aan een groot succes


Wir hatten ein ...  schön
...
Wochenende (o).

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Ich fahre mit mein ... klein ... Bruder.

Slide 24 - Open vraag

mit = voorzetsel 3e naamval

Durch dies ... schwierig ... Problem (o) habe ich verloren.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

zinnen oefenen op oscarromero
Danke sehr! Auf Wiedersehen!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies