Meer dan lezen $4

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse lesboek
een schrift
leesboek
pen/markeerstift 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
Nederlandse lesboek
een schrift
leesboek
pen/markeerstift 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
1) Lezen: Lezen in je leesboek + uitleg opdracht

2) Meer dan Lezen: §4 Tekstverbanden en signaalwoorden
Doel: Je herkent tekstverbanden aan de hand van signaalwoorden

3) Pauze

4) Meer dan lezen: §4 Aan de slag met tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
12:00

Slide 3 - Tekstslide

§4 Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden en zinnen weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, voorbeeld, tegenstelling, chronologisch)

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 5 - Tekstslide

Tegenstellend: maar, daarentegen, enerzijds...anderzijds....echter....
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later...
Opsommend: en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Toelichtend: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 

Signaalwoord is : zoals

Tekstverband: toelichtend

Slide 7 - Tekstslide

Op mijn vakantie pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 8 - Open vraag

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 9 - Quizvraag

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: voorbeeld
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 10 - Quizvraag

Kies het goede antwoord.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...geven aan wat voor soort tekst het is

Slide 11 - Quizvraag

Willem gaat naar school en neemt zijn agenda mee. Ook neemt hij zijn etui mee en zijn broodtrommel.
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend

Slide 12 - Quizvraag

Het regent, maar toch schijnt de zon.
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband

Slide 13 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen er bij een tegenstellend tekstverband?
A
doordat, daardoor, met als gevolg
B
maar, echter, echt niet,
C
dus, daarom, concluderend, kortom
D
maar, echter, toch, integendeel

Slide 14 - Quizvraag

Voor het maken van cupcakes heb je nodig: boter, meel, suiker, eieren en melk.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 15 - Quizvraag

Even pauze
timer
4:00

Slide 16 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
- Opdracht:
Op blz. 22 maken we samen opdracht 1
Opdracht: 
- We lezen samen de tekst op blz. 23
- Je maakt opdracht 2

Hoe: Je mag samenwerken
Nodig: Je boek, een schrift en (markeer)pen
Klaar? Lees op www.ad.nl het nieuws van vandaag of kijk het journaal terug




timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Welk tekstverband gebruik je om dingen achterelkaar op te noemen?
A
concluderend tekstverband
B
uitleggend tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
tegenstellend tekstverband

Slide 18 - Quizvraag

Weet je nog?

'Tevens' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 19 - Quizvraag

Weet je nog?

'Toch' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 20 - Quizvraag

Weet je nog?

'Denk aan' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 21 - Quizvraag

Opsommend tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden:
A
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook nog, bovendien.
B
Eerst, vroeger, later, nu, vervolgens, nadat, etc.
C
Hoewel, echter, maar, daarentegen, ondanks.
D
Bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 22 - Quizvraag

Veel meiden willen naar het optreden van Ariana Grande, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 23 - Quizvraag

Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Brazilië.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 24 - Quizvraag