Herhaling werk

WERK


Herhaling voor de toets
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WERK


Herhaling voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 1


Waarom werken we?

Slide 2 - Tekstslide


5. De behoefte om ergens goed in te worden (zelfontwikkeling) 
--- Werk kan je helpen jezelf te ontwikkelen (promotie, doel behalen). 

4. Behoefte aan waardering 
--- Je werk geeft je een bepaalde status: waardering van anderen. 

3. Behoefte om erbij te horen 
--- De meeste mensen werken samen met collega's

2. Behoefte aan zekerheid 
--- Tijdelijk contract of een vaste baan? Werk geeft zekerheid.

1. Eerste levensbehoeften
--- Eten, drinken, kleren, onderdak: waar je niet zonder kan.
De Piramide van Maslow

Slide 3 - Tekstslide

Zoals je ziet, kun je met een baan je basisbehoefte vervullen. Daarnaast is arbeid ook belangrijk voor de samenleving, iedereen die werkt - betaalt ook belasting! Hiermee worden de zaken van algemeen belang mee betaald.

Ook betaald iedereen premie, hiermee geeft de overheid uitkeringen aan hen die het nodig hebben. Dit laat zien dat Nederland een verzorgingsstaat is: een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is. 
Verzorgingsstaat

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 2


Een baan die bij je past

Slide 5 - Tekstslide

Om te weten of bepaald werk voor jou geschikt is, gebruik je de volgende vragen om daar achter te komen: 

  • Wat voor werk ga je doen? Werk je liever zelfstandig of in een team? Doe je elke dag hetzelfde of is het heel erg afwisselend? Moet je met computers om kunnen gaan? 

  • Werk je veilig en gezond? In de Arbowet staat hoe werkgevers moeten zorgen voor gezonde en veilige werkplekken, voor jongeren zijn er zelfs speciale regels. 

  • Hoeveel verantwoordelijkheid krijg je? Werk je liever als zelfstandige met een eigen bedrijf? Of in loondienst bij een baas?

  • Hoeveel verdien je er mee?  Afhankelijk van je werk, je leeftijd etc. Vanaf 15 jaar geld het minimumloon. 
Wat past bij je? 

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 3


Hoe kom je aan werk?

Slide 7 - Tekstslide

Er zijn vijf mogelijkheden om aan een baantje te komen; 

  • Je zoekt een vacature online. 
  • Open sollicitatie, binnen stappen bij een bedrijf. 
  • Via een uitzendbureau, vooral tijdelijk / bijbaan. 
  • Netwerken, via vrienden, kennissen of social media. 
  • UWV WERKbedrijfhulp vanuit de overheid

Solliciteren begint vaak met een sollicitatiebrief = je legt uit waarom jij de baan graag wilt hebben en waarom jij geschikt hiervoor bent. Dit stuur je op samen met een CV (Curriculum Vitae), een lijst met je gegevens, opleidingen en werkervaring

Vervolgens kan je door het bedrijf uitgenodigd worden voor een sollicitatiegesprek, waarna je een arbeidscontract ondertekent. 
Hoe kom je aan een baan?

Slide 8 - Tekstslide

In een arbeidscontract staan de afspraken tussen werkgever (baas) en de werknemer (jij), bijv.: 

  • Je functie: vakkenvuller, fitnessinstructeur, winkelmedewerkster...
  • Je werktijden (en het totaal). 
  • De lengte van het contract. 
  • Aantal vrije dagen
  • Proeftijd
  • Loon (bruto/netto). 

Dit noem je ook wel je arbeidsvoorwaarden, de meeste komen uit een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), hierin staan afspraken over werk voor alle werknemers binnen een bedrijfstak (horeca, de zorg, het onderwijs)

Vakbonden onderhandelen hierover, samen met de werkgevers. 
Arbeidscontract
Wit werken
Zwart werken

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 4


Met werk kom je verder

Slide 10 - Tekstslide

Er zijn een aantal dingen die invloed hebben op je maatschappelijke positie; 

  • Geld en bezit; mooie auto's, grote huizen, dure kleding... 
  • Aanzien; wanneer veel mensen een gunstige mening over je hebben.. 
  • Status; vooral te maken met de waardering voor je beroep/hobby.
  • Talent; sporters, zangers, acteurs, schilders... 
  • Kennis en vaardigheden; leerling vs. ervaring. 
  • Macht; politicus bepaalt over de wetten die wij allemaal volgen. 
  • Verantwoordelijkheid: buschauffeurs, chirurgen.. 

Dit alles beïnvloed je plaats op de maatschappelijke ladder; alle posities in een samenleving van laag naar hoog. 
Maatschappelijke positie

Slide 11 - Tekstslide

Er is altijd een bepaalde mate van sociale ongelijkheid: niet iedereen heeft gelijke kansen in de samenleving. 

Vroeger was je positie al bepaald, meestal door je ouders of afkomst. Tegenwoordig spreken we van sociale mobiliteit: je kunt klimmen (en dalen) op de maatschappelijke ladder. 
Maatschappelijke positie

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 5


Als het tegenzit... 

Slide 13 - Tekstslide


Vooroordelen bestaan overal, ook op de werkvloer. Daardoor wordt soms gediscrimineerd en heeft niet iedereen evenveel kans op werk. Verschillende soorten discriminatie zijn; 

  • Discriminatie van vrouwen (seksisme)
  • Discriminatie op grond van huidskleur (racisme)
  • Discriminatie op basis van seksuele geaardheid
  • Discriminatie op basis van leeftijd. 
  • Discriminatie op grond van een handicap of ziekte. 

Sommige groepen hebben het zwaarder op de arbeidsmarkt, voor hen is positieve discriminatie toegestaan, werkgevers mogen dan voorrang geven aan bepaalde groepen. 
Discriminatie

Slide 14 - Tekstslide

Je kan alleen ontslagen worden als daar een goede reden voor is. Bijvoorbeeld als het bedrijf te weinig geld heeft, of je niet goed presteert. Je hebt dan recht op een werkloosheidsuitkering

Je werkgever (en jijzelf) moet zich wel houden aan het opzegtermijn, tenzij je bijvoorbeeld hebt gestolen of weigert je werk uit te voeren. In dat geval kan je op staande voet ontslagen worden: onmiddellijk het bedrijf uit en geen uitkering. 
Ontslag

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 8
Paragraaf 6


De verzorgingsstaat

Slide 16 - Tekstslide

Nederland is een verzorgingsstaat, een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is. 

Uitkeringen voor werknemers: 
  • Werkloosheidsuitkering (WW) wanneer je ontslagen wordt. 
  • Bij ziekte betaald werkgever 70% van laatstverdiende loon. 
  • Bij arbeidsongeschiktheid (WIA) 75% van laatstverdiende loon. 

Regelingen voor iedereen: 
  • AOW: Iedereen krijgt geld als zij 67+ zijn. 
  • Kinderbijslag: tot kinderen 18 jaar zijn. 
  • Bijstand: mensen zonder WW-uitkering en zonder werk. 

Verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat te duur? Hier heeft de overheid een aantal maatregelen voor genomen: 

  • Bezuinigen: uitkeringen minder hoog. 
  • Eigen bijdrage: bijbetalen voor medische zorg. 
  • Langer doorwerken: pensioenleeftijd omhoog. 
  • Meer banen: des te meer werkenden, des te minder uitkeringen.

Slide 17 - Tekstslide