paragraaf 2.4: krimp en leefbaarheid

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waardoor de bevolking van Nederland langzaam groeit.
  • Je weet waardoor de demografische druk wordt versterkt.
  • Je weet waarom in sommige gebieden demografische krimp voorkomt.
  • Je kunt uitleggen hoe demografische krimp de leefbaarheid beinvloedt.
  • Je kunt voorbeelden geven van de manier waarop in krimpgebieden de leefbaarheid wordt verbeterd.
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waardoor de bevolking van Nederland langzaam groeit.
  • Je weet waardoor de demografische druk wordt versterkt.
  • Je weet waarom in sommige gebieden demografische krimp voorkomt.
  • Je kunt uitleggen hoe demografische krimp de leefbaarheid beinvloedt.
  • Je kunt voorbeelden geven van de manier waarop in krimpgebieden de leefbaarheid wordt verbeterd.

Slide 1 - Tekstslide

7

Slide 2 - Video

02:05
Welke stad groeide na 1900 het snelst?
A
Utrecht
B
Apeldoorn
C
Amsterdam
D
Rottterdam

Slide 3 - Quizvraag

03:43
De bevolkingsontwikkeling in Barneveld wijkt af van de bevolkingsontwikkeling in andere dorpen van Nederland. Op welke manier wijkt deze af en wat is de verklaring hiervoor?

Slide 4 - Open vraag

05:45
Wat was één van de belangrijkste functies van de provincie Flevoland?
A
Woongebied voor de overbevolking.
B
Ontwikkeling van natuurgebied.
C
Voedselvoorziening voor de rest van Nederland.
D
Werkgelegenheid voor de rest van Nederland

Slide 5 - Quizvraag

06:00
Wat is een krimpgebied? Wat is het belangrijkste gevolg voor het voorzieningenniveau in deze regio's?

Slide 6 - Open vraag

06:00
Noem twee ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving.

Slide 7 - Open vraag

02:05
Noem twee steden die sinds 1970 snel groeien.

Slide 8 - Open vraag

02:05
In het jaar 1900 had Nederland ....miljoen inwoners
A
5.000.000
B
3.000.000
C
15.000.000
D
7 000 000

Slide 9 - Quizvraag

Waar liggen de krimpgebieden?

Waar vindt de groei plaats?

Wat maakt gebieden die groeien aantrekkelijk?
Krimpgebieden

Slide 10 - Tekstslide

Leefbaarheid bedreigd. Op welke manier?
Leefbaarheid bedreigd. Op welke manier?

Slide 11 - Tekstslide

Aantrekkingsfactoren =
pullfactoren

  • werkgelegenheid
  • opleidingsmogelijkheden
  • voorzieningen
Afstotingsfactoren =
pushfactoren

  • gebrek aan werkgelegenheid
  • gebrek aan opleidingsmogelijkheden
  • gebrek aan voorzieningen

Slide 12 - Tekstslide

Drie gevolgen van demografische krimp:




1. ontgroening en vergrijzing
2. Inrichting -> leegstand
3. Afname voorzieningen


Conclusie: demografische krimp -> verslechtering leefbaarheid
Ontgroening - afname voorzieningen. Voorbeeld?
Basisscholen sluiten
Keuze sportverenigingen neemt af
Geen nieuwe speeltuinen

Slide 13 - Tekstslide

Ontgroening
De natuurlijke bevolkingsgroei van Nederland neemt af.
Verklaring: De ontgroening (afname aandeel 0-20 jarigen)

Verklaring ontgroening in krimpgebieden: migratie

Eén van de gevolgen: 
Sommige basisscholen moeten sluiten

Slide 14 - Tekstslide

Vergrijzing
  • Het aandeel (percentage) ouderen in de samenleving neemt toe.
  • Ouderen nemen niet meer deel aan het arbeidsproces.
  • Hierdoor neemt welvaart in bepaalde regio's af en voorzieningenniveau daalt.

Slide 15 - Tekstslide

Demografische druk


Groene druk & 
Grijze druk

Slide 16 - Tekstslide

Demografische druk
Demografische druk = Grijze druk + groene druk
  • Grijze druk = Aantal ouderen (65+) t.o.v. aantal beroepsbevolking
  • Groene druk = Aantal jongeren (0-20) t.o.v. aantal beroepsbevolking


Slide 17 - Tekstslide

Demografische druk
Grijze druk (65+)
Groene druk (jongeren die niet werken)

Beide zorgen voor een versterking van de demografische druk.

Hoe hoger de uitkomst, hoe groter de demografische druk = ongunstig

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 3 t/m 5

15 minuten

Slide 19 - Tekstslide

Vandaag
nabespreken
uitleg
opdrachten

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe een krimp van de bevolking kan leiden tot een afname van voorzieningen aan de hand van de begrippen reikwijdte, draagvlak en drempelwaarde.

Slide 21 - Tekstslide

Demografische druk
Grijze druk (65+)
Groene druk (jongeren die niet werken)

Beide zorgen voor een versterking van de demografische druk.

Hoe hoger de uitkomst, hoe groter de demografische druk = ongunstig

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Demografische druk.

Slide 24 - Tekstslide

Basisboeknummer
Drempelwaarde
Verzorgingsgebied
Centrum
Reikwijdte
Draagvlak 

Slide 25 - Tekstslide

Centrale plaatsentheorie van Christaller
Er was eens...
Een Duitser die een wandeling maakte en steeds maar een Bierstube tegenkwam...

Slide 26 - Tekstslide

Hij ging onderzoeken hoe dat zat en kwam met een theorie: de centrale plaatsentheorie

Slide 27 - Tekstslide

Noordoostpolder
De Noordoostpolder is ontworpen met deze theorie in gedachten. Lelystad (niet op deze kaart, ligt in Flevoland) is de grote stad, Emmeloord de kleine stad en de dorpen daar omheen hebben allemaal ongeveerd ezelfde afstand tot elkaar en de voorzieningen.

Slide 28 - Tekstslide

Verzorgingsgebied: gebied dat door 1 plaats wordt voorzien van goederen en diensten.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Christaller
Drempelwaarde: Minimum aantal klanten dat een winkel nodig heeft om winst te draaien.
Verzorgingsgebied: Een gebied dat door een bepaalde voorziening verzorging heeft.
Reikwijdte: Afstand die iemand wil afleggen voor een bepaalde winkel.

Slide 31 - Tekstslide

aantekening: kan deze winkel overleven?
  • verzorgingsgebied = gebied waar klanten vandaan komen
  • reikwijdte = maximale afstand die klant wil afleggen
  • drempelwaarde = minimaal aantal klanten dat bedrijf nodig heeft
  • webwinkels hebben een groter verzorgingsgebied, een minimale reikwijdte en een lage of hoge drempelwaarde (is afhankelijk van soort)

Slide 32 - Tekstslide

Leefbaarheid kun je verbeteren door herinrichting

Slide 33 - Tekstslide

Bestuurlijke niveaus
Het openbaar bestuur werkt op de drie schaalniveaus samen aan ruimtelijke ordening. 
Van hoog naar laag schaalniveau:
  • Rijk
  • 12 provincies
  • 388 gemeenten (1-1-2017)

Let op: hiërarchie!  
Beleid van lager niveau mag niet tegen beleid van hoger niveau ingaan.

Slide 34 - Tekstslide

Herinrichting Eemsdelta
  • slopen van oude (huur)woningen en nieuwbouw moderne grote woningen.
  • concentratie van voorzieningen (i.p.v verspreid kleinere winkelcentra)
  • Voorwaarde is goed OV

Slide 35 - Tekstslide

Grote stad
Kleine stad
Dorp
Iedere grote stad, kleine stad en dorp hebben hun eigen verzorgingsgebied. hoe groter de stad, hoe groter het verzorgingsgebied.
Het hangt ook van het product af hoe groot het verzorgingsgebied is: een winkel in exclusieve spullen zal een groter verzorgingsgebied hebben dan een bakker.

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken opdracht 6 t/m 10

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Opdracht
Je weet nu dat in Nederland de bevolking langzaam groeit. In de randstad groeit het snel, terwijl andere regio's krimpen.

Hoe zit dat in andere landen? 
Kies zelf een land en zoek uit of:
- Dit land een groeiende of krimpende bevolking heeft
- Of er krimp regio's zijn. Zo ja, waarom krimpen die regio's? 

Slide 41 - Tekstslide

Welke begrippen horen bij de onderstaande stellingen: 

1= Afname van het aantal jongeren (onder de 20 jaar) in de bevolking.
2= De verdeling van mensen over een land of gebied.
3= De samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen.
4= Het gemiddelde aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.
5= Toename van het aandeel ouderen (65+) in de bevolking.
levensverwachting
vergrijzing
leeftijdsopbouw

bevolkingsspreiding 
Ontgroening 

Slide 42 - Sleepvraag

Stedelijk netwerk 
stadsgewest
De dorpjes erom heen hebben een sterke relatie met de stad (= centrale stad) in het midden. Voor: voorzieningen, werkgelegenheid ed. 
Agglomeratie: Stad en dorpen eromheen die aan elkaar vast zijn gegroeid.
stedelijk gebied
Stadsgewesten komen steeds dichter bij elkaar te liggen. Er zijn nauwe contacten tussen. 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video