2h3 20-03-2023

Welkom 2H programma:
Starten met 10 minuten lezen!
Leesboek vergeten? Lezen in je lesboek (hoofdstuk fictie)

Lesdoelen vorige les nieuwe lesdoelen deze week 
Bespreken en nakijken weektaak
Zelf aan de slag 



timer
10:00
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 2H programma:
Starten met 10 minuten lezen!
Leesboek vergeten? Lezen in je lesboek (hoofdstuk fictie)

Lesdoelen vorige les nieuwe lesdoelen deze week 
Bespreken en nakijken weektaak
Zelf aan de slag 



timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

vorige les
- Ik kan de volgende zinsdelen benoemen: wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb, bijst., vzw.

nieuw zinsdeel geleerd VZV

Slide 2 - Tekstslide

Aan de slag met Blok 3 
- Ik kan de volgende zinsdelen benoemen: 
wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb, bijst, vzv.
Grammatica:       
we leren een nieuw te benoemen zinsdeel
                        
          

het voorzetselvoorwerp

Slide 3 - Tekstslide

het zinsdeel VZV
- begint met een vz
- het vz is een vast vz bij het zww in de zin
- je kunt het vz niet of bijna niet vervangen door een ander vz
Marcel houdt erg veel van zijn nieuwe puppie.
van zijn nieuwe puppie= vzv
houden van van is vast vz bij zww houden

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ging de weektaak?
1 voor een bepaalde tijd = bwb
2 ze = ond
3 Deze dieren = ond
4 van slapen = bvb bij manier
5 hun hersenhelften = ond
6 een dutje = lv
7 een van de hersenhelften = ond
8 boven water = bwb
9 dan = bwb
10 ongeveer acht uur per dag = bwb

Slide 5 - Tekstslide

vast voorzetsel bij werkwoord
Opdracht 2 
a je hechten aan
 b vertrouwen op
 c streven naar
 d informeren over/naar
 e twijfelen aan
 f hopen op
 g klagen over
 h verlangen naar

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4
1 van haar nieuwe puppy
2 van je gelijk
3 uit je grensoverschrijdende gedrag
4 –
5 uit het politiebusje
6 voor het gedrag van zijn vrienden

Slide 7 - Tekstslide

opdracht 6 
1 ond: de assistente
 wwg: Hechtte af
 lv: de hechting boven het oog
 bwb: zo slordig
 bvb: boven het oog bij hechting

3 ond: De demonstratie
 wwg: liep uit
 vzv: op een gigantische vechtpartij
 bwb: door verschillende misverstanden
 bvb: gigantische bij vechtpartij, verschillende bij misverstanden
4 ond: Mijn vader
 wwg: solliciteerde
 vzv: naar een nieuwe functie
 bwb: gisteren, bij Shell
 bvb: Mijn bij vader, nieuwe bij functie
5 ond: Chantal
 wwg: wil informeren
 vzv: naar de prijs van het horloge
 bwb: Morgen, voor jou, bij de juwelier in de stad
 bvb: van het horloge bij prijs, in de stad bij juwelier
6 ond: je
 wwg: Ga abonneren
 lv: je kleine zusje
 vzv: op de digitale boekenserie
 bwb: binnenkort, nog
 bvb: je kleine bij zusje
 digitale bij boekenserie

2 ond: Je
 wwg: moet beoordelen
 lv: iemand
 vzv: op zijn uiterlijk
 bwb: nooit
 bvb: zijn bij uiterlijk

Slide 8 - Tekstslide

4 ond: Mijn vader
 wwg: solliciteerde
 vzv: naar een nieuwe functie
 bwb: gisteren, bij Shell
 bvb: Mijn bij vader, nieuwe bij functie
5 ond: Chantal
 wwg: wil informeren
 vzv: naar de prijs van het horloge
 bwb: Morgen, voor jou, bij de juwelier in de stad
 bvb: van het horloge bij prijs, in de stad bij juwelier

Slide 9 - Tekstslide

6 ond: je
 wwg: Ga abonneren
 lv: je kleine zusje
 vzv: op de digitale boekenserie
 bwb: binnenkort, nog
 bvb: je kleine bij zusje
 digitale bij boekenserie

Slide 10 - Tekstslide

6 ond: je
 wwg: Ga abonneren
 lv: je kleine zusje
 vzv: op de digitale boekenserie
 bwb: binnenkort, nog
 bvb: je kleine bij zusje
 digitale bij boekenserie

Slide 11 - Tekstslide

vind je zinsontleding nog lastig?
- oefenen op Cambiumned
- werkwijzer grammatica erbij houden
- clusteruur
- vragen aan medeleerlingen

Slide 12 - Tekstslide

- Ik kan de volgende woordsoorten benoemen: lw, znw, bnw, vz, hww, zww, pers. vnw, bez.vnw.,vr.vnw., aanw.vnw, betr.vnw en onbep.vnw.

- Ik kan de nieuwgeleerde woordsoorten benoemen; koppelwerkwoord

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

ZWoBBeLS

zijn - worden - blijven 
 blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 15 - Tekstslide

De vier stappen
  1. Zoek het belangrijkste ww in de zin.
  2. Kan dit een kww zijn?
  3. Kun je het vervangen door een ander kww?
  4. Koppelt het werkwoord een eigenschap/kenmerk aan het onderwerp?

Slide 16 - Tekstslide

voorbeeld kww
Shayla is een gezellige vriendin.
ow = Shayla
is geeft geen handeling aan maar koppelt het ww aan een gezellige vriendin.

Slide 17 - Tekstslide

nog een voorbeeld kww
De leraar wordt ongeduldig van je gezeur.
de leraar = ow
het ww wordt geeft geen handeling aan maar koppelt ongeduldig aan leraar

Slide 18 - Tekstslide

in 1 zin een hww en een kww?
Junior is twee weken ziek geweest.
kww = geweest en is = hww

zijn, worden en blijven kunnen als kww of als hww gebruikt worden 
Zijn en blijven kunnen ook als zww worden gebruikt, de betekenis is dan zich ergens bevinden    (vben op blz. 125) 

Slide 19 - Tekstslide

hoe nu zelf aan de slag?
Stap 1: herhalen woordsoorten blz. 22 en 23 en opdrachten herhalen 
Stap 2: Oefenen met wederkerend en wederkerig vnw? opdr. 2 
Stap 3: Oefenen met alle woordsoorten tot nu toe maak opdr.3
Stap 4: Maak de weektaak
Stap 5: Verdieping voor volledige beheersing maak opdracht 6

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie en volgende les
Hoe ging de les voor jou?
Wat heb je nodig om aan de slag te kunnen met de weektaak?
Heb je nog tips en of tops?

Volgende les:
verder met woordsoorten en herhalen vzv
volgende week spelling


Slide 21 - Tekstslide

nieuw leerdoel deze week
- Ik kan de volgende woordsoorten benoemen: 
lw, znw, bnw, vz, hww, zww, pers. vnw, bez.vnw.,vr.vnw., aanw.vnw, betr.vnw en onbep.vnw.

- Ik kan een nieuw geleerde woordsoort benoemen: het koppelwerkwoord

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. 

Slide 24 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden 
  • staan altijd alleen, d.w.z. er staan geen zelfstandige naamwoorden bij.
  • Het meisje heeft een jurk gekocht. 
  • Zij heeft een jurk gekocht. 
  • Zij heeft een jurk gekocht

Slide 25 - Tekstslide

"Het" is ook een persoonlijk vnw.
  • je kunt het vervangen door "dat".  
  • Waar ligt mijn boek?
  • Het ligt op tafel.
  • Dat ligt op tafel. 

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer een pers. vnw  
  • een persoon noemt, kun je er vaak een naam voor in de plaats zetten. 
  •  Hij wil een tekening maken. 
  • Jimmy wil een tekening maken. 

Slide 27 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Lidwoord: de, het, een

Zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen, namen en begrippen 
- Je kan er bijna altijd een lidwoord voor zetten.
- De meeste woorden hebben een enkelvoud en meervoud.
- Je kan er een verkleinwoordje van maken.

Slide 28 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
- Dat is een rode auto.
- Dat is een snelle, rode auto.
- Mijn oma heet een gouden ketting.
- Die jas is zwart.

Slide 29 - Tekstslide

voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder

de tafel/de kast

Slide 30 - Tekstslide

voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder

de tafel/de kast

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (zww)

  • Belangrijkste werkwoord in de zin
  • Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.
  • Heb je meerdere werkwoorden?
        --> Er kan altijd maar één zww in de zin staan
        --> Dan is vaak het laatste werkwoord van de zin het zww.







Slide 32 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (hww)

  • Kan alleen in een zin staan met meer dan één werkwoord.
  • Je kan een hulpwerkwoord altijd uit de zin halen.
  • Kunnen meerdere hww in de zin staan.
  • Geeft nooit de handeling aan.

Ik heb gefietst. 

Slide 33 - Tekstslide

Voorbeelden hww en zww
Wij schrijven netjes in ons schrift.
In de winkel hebben ze brood gekocht.
Ik hoop nog ver te kunnen fietsen.

Slide 34 - Tekstslide

Koppelwerkwoord (kww)
Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn - worden - blijven
blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen


ZWOBBELS

Slide 35 - Tekstslide

wdkd.vnw 
wederkerig voornaamwoord:

Slide 36 - Tekstslide

wdkg.vnw
Het wederkerig voornaamwoord lijkt als woordsoort op het wederkerend voornaamwoord. Het verschil is dat het slaat op meerdere personen, die vaak als onderwerp van de zin voorkomen. Voorbeeld: Jan en Piet zien elkaar geregeld. Dat wil zeggen: Jan ziet Piet en Piet ziet Jan


elkaar  elkander  mekander  

Slide 37 - Tekstslide

onbep.vnw.
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is, zoals alles of iets. Je kunt het ook zelfstandig gebruiken, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.



alles iets niets ieder iedereen iemand niemand vele sommige alle

Slide 38 - Tekstslide

betr.vnw
Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden.
Met het betrekkelijk voornaamwoord dat verwijs je naar het-woorden.



 


Slide 39 - Tekstslide

Het antecedent
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een deel van de zin dat eerder is genoemd. Het deel van de zin waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst, heet het antecedent.
  De omweg die we maakten, kostte ons zeker drie kwartier.
 die = betrekkelijk voornaamwoord
 De omweg = antecedent

Slide 40 - Tekstslide

samenstelling en afleiding
Een samenstelling is een woord dat bestaat uit twee delen die beide ook zelfstandig kunnen voorkomen (keukentafel = keuken en tafel; geletruidrager = gele trui en drager). Een afleiding is een woord dat bestaat uit een grondwoord en een of meer voor- of achtervoegsels (onschuldig).

Slide 41 - Tekstslide

afleidingen
een … (provincie) bestuur
een … (adel) familie
 een … (revolutie) besluit

schrijf op wat hier bedoeld wordt

Slide 42 - Tekstslide

voorbereiden
- je gaat nu verder met je voor te bereiden op de toets

  • je overlegt zachtjes
  • heb je nog vragen steek je hand op

Slide 43 - Tekstslide