Grammatica H2 hoofdletters en leestekens 2CDEF

Hoofdletters en leestekens 

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Wat weet je al?
  • Uitleg hoofdletters en leestekens
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken.
  • Ik kan komma's gebruiken.
  • Ik kan hoofdletters gebruiken.
  • Ik ken alle moeilijke woorden uit de paragraaf.

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk de foto hieronder
Is dit een reclame van een
slager of een bakker?

Hoe zou je dit soort
onduidelijkheden kunnen
voorkomen?

Slide 4 - Tekstslide

Wel met een hoofdletter
Niet met een hoofdletter
vrijdag
september
jasper
zomer
zuiden
rabobank
noord-brabant
nederlands

Slide 5 - Sleepvraag

Hoofdletters
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een vraagteken (als het een vraag is) of een uitroepteken (als het een zin met veel nadruk is).


Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
Zo gebruik je hoofdletters:
  • Aan het begin van een zin: De uitzending begint om acht uur.
  • Als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter: ’s Morgens ben ik vrolijk.
  • Bij namen: Jan Wouters, Coolsingel, Breda, PSV, Audi, Pasen, Nutella.
  • Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Noord-Brabantse, Marokkaanse.
Let op: namen van dagen (donderdag), maanden (oktober), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) krijgen geen hoofdletter.

Slide 7 - Tekstslide

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 8 - Sleepvraag

Leestekens
Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens. Komma’s laten bijvoorbeeld zien hoe een zin in elkaar zit.

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens
Zo gebruik je komma’s:

In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar. (samengestelde zin)
– Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.
Voor voegwoorden zoals: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat.
Let op: bij het voegwoord en gebruik je geen komma.
– Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn.
– De hond rent blij naar buiten en springt in de sloot.
Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en):
– Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.







Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Opdrachten H2 taalverzorging hoofdletters
en leestekens.
Hoe? Voor jezelf.
Tijd? Je hebt hier 20 minuten de tijd voor.
Hulp? Steek je hand op 

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

  • Waar ging de les over?
  • Wat vind je nog moeilijk?


Slide 12 - Tekstslide

Lesafsluiting
Tot maandag! ! Vergeet je opdrachten niet af te maken! 


Slide 13 - Tekstslide