Biochemische testen

Periode 2: Biochemische testen
Algemeen: 
Jullie zijn bezig geweest met biochemische testen tijdens het practicum.
1: Welke eigenschappen test je vooral bij de biochemische testen?
2: Verklaar waarom bij deze testen de temperatuur, pH waarde en de zoutconcentratie van het medium zo belangrijk zijn.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Periode 2: Biochemische testen
Algemeen: 
Jullie zijn bezig geweest met biochemische testen tijdens het practicum.
1: Welke eigenschappen test je vooral bij de biochemische testen?
2: Verklaar waarom bij deze testen de temperatuur, pH waarde en de zoutconcentratie van het medium zo belangrijk zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1A: extracellulaire enzymen
Lees in het dictaat experiment 1 door, en vul de onderstaande tabel in.


Plaat
Welke groep biomoleculen zit in de agar?
Welk polymeer zit erin?
Welke monomeren ontstaan bij hydrolyse?
Welk enzym bezit de bacterie?
Zetmeel
Tributyrine
Melk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1B: extracellulaire enzymen
Zetmeelagar
Tributyrineagar
Melkagar
Kijk naar de afbeeldingen en beantwoord de vragen.
  1. Wanneer er hydrolyse heeft plaatsgevonden ontstaat er een heldere zone rond de kolonie. Verklaar waarom de agar helder wordt. 
  2. Welk biomolecuul toon je aan met lugol (jodiumoplossing)?
  3. Waarom wordt de zetmeelagar besprenkeld met lugol voordat je hem kunt aflezen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2: Koolhydraatfermentaties
Lees experiment 2 door in je dictaat en beantwoord de volgende vragen.
  1. Wat is het doel van dit experiment?
  2. Wat zijn de 3 hoofdingrediënten van de koolhydraatbouillons?
  3. Geef per ingrediënt aan wat de functie is.
  4. Welke producten ontstaan na fermentatie?
  5. Hoe neem je dit waar in de buizen na incubatie?
  6. Een bacterie die niet kan fermenteren vertoont wel groei, hoe kan dat?
  7. Wat verwacht je bij de negatieve controle na incubatie?
  8. Wat controleer je met de negatieve controle? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3: Biochemische testen
Kijk in je dictaat naar experiment 1 t/m 8 en beantwoord de vragen.
  1. Noteer per medium op welke eigenschappen je test en zet ze onder elkaar.
  2. Welke eigenschappen gaan over het bezit van een enzym? Omcirkel deze.
  3. Noteer per enzym de reactie die ze katalyseren.
  4. Hoe toon je de producten aan die zijn ontstaan? Dus hoe kun je dit zien/zichtbaar maken na incubatie?


TIP: Dit is jullie SLB opdracht. Maak gebruik van dit product om de vragen te beantwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Dit is de SLB opdracht
Opdracht 4: DSI buis (exp 3)
  1. Hoe beent je deze buis?
  2. Welke 5 eigenschappen worden hiermee getest?
  3. Welke koolhydraten worden hier gefermenteerd? 
  4. In welke verhouding zijn deze aanwezig en waarom is dat zo?
  5. Hoe neem je de verschillende eigenschappen waar na incubatie? Noteer per eigenschap waar je hem afleest in de buis, en wat je dan ziet.

Slide 6 - Tekstslide

Double sugar iron 

5 eigenschappen.
* Glucose fermentatie 1
* Lactose fermentatie 10
* Zwavelreductie
* Gasvorming
* Zwerming

Alleen glucose fermentatie, geel in de bodem. 
Glucose en lactose fermentatie. Hele buis is geel door de zuurvorming. 

Zwavelreductie (H2S vorming): S2O3 --> H2S gas + ijzercitraat --> FeS (zwart)



Opdracht 5: Peptonwater (exp 4)
  1. Hoe beent je een vloeibare buis vanaf een vast of vloeibaar medium?
  2. Wat is het doel van dit experiment?
  3. Welke reactie vindt er plaats in een positieve buis?
  4. Benoem substraat, enzym en product in de reactievergelijking.
  5. Hoe lees je deze buis af na incubatie?
  6. Leg aan de hand van je vorige antwoorden uit waarom bij een negatieve buis de ring geel blijft.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Citraatverbruikstest
  • Schuingestolde groene agar
  • Beënten met een slingerent
  • Bevat: citraat (citroenzuur) en ammoniumzouten
Waar wordt naar gekeken?
  • Is het MO in staat om citraat te fermenteren
  • Citraat= enige energie- en koolstofbron
Indicator: Broomthymolblauw
  • Zuur milieu groen
  • Basisch milieu blauw



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6: Citraatverbruik (exp 5)
  1. Welke reacties vinden er plaats bij een positieve buis?
  2.  Welke enzymen heeft de bacterie hiervoor nodig?
  3. Waarom wordt een positieve buis blauw terwijl er zuren ontstaan?
  4. Waarom kunnen citrase negatieve bacterie niet groeien in deze buis?
  5. Stel dat er glucose is toegevoegd aan het medium. Kun je dan nog wel de aanwezigheid van citrase aantonen?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7: Urease test (exp 6)
  1. Wat is het doel van experiment 6?
  2. Waarom kleurt een positieve buis roze? Leg uit aan de hand van de reactievergelijking van experiment 6.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nitraatreductietest
Doel: Kan de bacterie nitraat (NO3-)  reduceren tot nitriet (NO2-)?
Let op! Sommige bacteriën kunnen nitriet verder reduceren tot ammoniak (NH3) of stikstof (N2)
Voor het aflezen voeg je reagens A+B toe. Bij een kleurloos resultaat voeg je ook nog zink toe.

Wanneer meteen na het toevoegen van reagens A+B een rode kleur ontstaat is er nitriet aangetoont en lees je de buis als positief af.
Wanneer de buis kleurloos blijft na het toevoegen van reagens A+B zijn er twee opties:
  1. De bacterie kan geen nitraat reduceren (negatief)
  2. De bacterie heeft nitraat tot nitriet gereduceerd en verder gereduceerd tot ammoniak of stikstof! (sterk positief)
Om onderscheid te maken voeg je nu zink toe! zink kan eventueel nog aanwezig nitraat reduceren tot nitriet.
Wanneer de buis kleurloos blijft na het toevoegen van Zink lezen we de buis positief af. Er was dus geen nitraat meer aanwezig, want dat was al verder gereduceerd tot ammoniak of stikstof.
Wanneer de buis rood wordt na toevoeging van zink lezen we de buis negatief af. Het zink heeft het nog aanwezige nitraat gereduceerd tot nitriet. Dit geeft met het reeds aanwezige reagens A+B de rode kleur aan het medium. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oxidasetest
Doel: Bevat de bacterie het enzym cytochroom oxidase?
Met een                  öse worden de bacteriën op een teststrip aangebracht. Bij aanwezigheid van het enzym zal de strip donkerpaars/zwart verkleuren. 
Plastic
Metaal kan namelijk zelf oxideren en geeft een vals positieve uitslag

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Katalasetest
Doel: Bevat de bacterie het enzym katalase?
Het enzym breekt waterstofperoxide (H2O2) af tot water en zuurstof. Met een öse worden de bacteriën in een druppel waterstofperoxide gebracht. Bij aanwezigheid van het enzym ontstaan zichtbare zuurstofbelletjes

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies