H4 berekeningen

 


                                        Nask H4 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 


                                        Nask H4 

Slide 1 - Tekstslide

Spanning & Stroom
  • Tabel 6

  • Stroomsterkte: aantal deeltjes (vrije elektronen) dat elektrische energie rondbrengt.
  • Spanning: de hoeveelheid energie dat er rondgebracht wordt door de stroom.

Slide 2 - Tekstslide

Het atoom
Een atoom heeft een kern.
Om die kern zit een schil van hele kleine deeltjes. 
Deze deeltjes heten elektronen.
Tussen de kern en de schil zit niks.

Slide 3 - Tekstslide

Het atoom
Atomen zijn hele kleine deeltjes.

Moleculen zijn opgebouwd uit 2 of meer atomen

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noem je de kleine deeltjes in de schil?
A
de schil
B
elektronen
C
atomen
D
moleculen

Slide 5 - Quizvraag

Spanning is een grootheid. Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn allemaal geleiders?
A
plastic, rubber, glas
B
plastic, glas, koper
C
koper, zilver, steen
D
koper, zilver, ijzer

Slide 7 - Quizvraag

Leg uit wat een isolator is en noem 3 isolatoren.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de normale spanning uit het stopcontact in Nederland?
A
115 Volt
B
220 Volt
C
230 Volt
D
350 Volt

Slide 9 - Quizvraag

Volt- en ampèremeter
Een voltmeter meet de spanning ergens over heen.

Slide 10 - Tekstslide

Stroom wordt gemeten met..
A
spanningsmeter
B
amperemeter
C
weerstandmeter

Slide 11 - Quizvraag

Spanning wordt gemeten met een ............
A
amperemeter
B
voltmeter
C
stroommeter

Slide 12 - Quizvraag

De stroom gaat altijd van ...(1)... naar ...(2)....
A
1= boven 2= beneden
B
1=beneden 2=boven
C
1= min 2= plus
D
1= plus 2=min

Slide 13 - Quizvraag

Sleep de afbeelding naar de juiste tekst.
voltmeter
amperemeter
schakelaar
lamp
batterij
stroomdraad

Slide 14 - Sleepvraag

Serie schakeling: 1 lange stroomkring.
Parallel schakeling: verschillende stroomkringen

Slide 15 - Tekstslide

Koppel de tekening aan een van de twee soorten schakelingen.
Serieschakeling
Parallelschakeling

Slide 16 - Sleepvraag

3) Welk(e) schakelschema(’s) bevat(ten) twee lampjes die parallel geschakeld zijn met de spanningsbron?
A
Schema 2
B
Schema 3
C
Schema's 1 en 2
D
Schema's 1, 2 en 4

Slide 17 - Quizvraag

omrekenen van ampere.
1 mA = ......... A
A
10 A
B
1000 A
C
0,1 A
D
0,001 A

Slide 18 - Quizvraag

Omrekenen van ampere
10mA= ............A
A
1A
B
100A
C
0,010A
D
0,10A

Slide 19 - Quizvraag

Omrekenen van ampere
7,289A.................mA
A
728900mA
B
7289 mA
C
0,7289mA
D
72,89mA

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Een gloeilamp is aangesloten op een spanning van 230 V. Door de lamp loopt een stroomsterkte van 0,5 A. Hoeveel is het vermogen
A
1150 W
B
115 W
C
4600 W
D
21,7 W

Slide 23 - Quizvraag

Vera maakt een schakeling. Ze meet een stroomsterkte 220mA en de spanning 9,0V. Hoe groot is het vermogen
A
1980 W
B
24,4 W
C
1,98 W
D
1980000 W

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3,9A?

Slide 25 - Open vraag

Een strijkijzer werkt op een netspanning van 230 volt. Het typeplaatje van het strijkijzer staat hiernaast. Hoe groot is de stroomsterkte door het strijkijzer?
A
60 Hz
B
800 W
C
3,5 A
D
0,3 A

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Een strijkijzer heeft een vermogen van 800 W. Bereken de stroomsterkte van de strijkijzer.
A
3,48 A
B
4 A
C
230 A
D
3,9 mA

Slide 29 - Quizvraag

In Sinita's smartphone zit een lithium-ion-accu die een spanning levert van 3,5 V. Als Sinita belt, levert de accu een vermogen van 2,5 W. Bereken de stroomsterkte.
A
8,8 A
B
0,71 A
C
1,4 A

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Als een gloeilamp van 100 watt
10 watt aan licht geeft
wat is dan het rendement?
A
10%
B
90%
C
50%
D
100%

Slide 37 - Quizvraag

Als het rendement van iets 75%
Hoe groot is dan het verlies
A
75%
B
25%
C
10%
D
100%

Slide 38 - Quizvraag




                          EINDE

Slide 39 - Tekstslide