PLAT AMSTERDAMS - LES 3: KEUZEOPDRACHT 3A

PLAT AMSTERDAMS
LES 2: KEUZEOPDRACHT 3A
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PLAT AMSTERDAMS
LES 2: KEUZEOPDRACHT 3A

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      
timer
2:30

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • heb ik de betekenis van (moeilijke) woorden in de tekst opgezocht.
  • heb ik dialectzinnen gekoppeld aan provincies.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Wat is zoekend lezen ook alweer?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling zoekend lezen
Hoe kun je zoekend lezen?
  1. Lees niet de hele tekst, maar je ga direct op zoek naar de informatie die je nodig hebt.
  2. Kijk in welke alinea of bij welk tussenkopje het antwoord zou kunnen staan.
  3. Hoe zou je het antwoord/informatie kunnen herkennen?
  4. Let op opvallende woorden/cijfers/schema's.
  5. Lees de aliea waarvan je denkt dat daar het antwoord in staat.
  6. Als je het antwoord niet hebt gevonden, denk dan aan een ander opvallend woord waarnaar je kunt zoeken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dialect?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dialect?
In een samenleving leven dus veel verschillende mensen naast elkaar.
Veel mensen spreken wel dezelfde taal, maar op een andere manier. 
Mensen spreken een dialect. Een dialect is een streektaal: een taal die in een bepaald gebied gesproken wordt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
De betekenis van moeilijke woorden kun je vaak raden. Lees bijvoorbeeld in de buurt van het woord, dus een stukje terug of een stukje verder.

Wanneer er staat 'Lees regel <...>'
Lees de regel dan nog een keer!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Als we in een ander land komen, is het weleens moeilijk om ons verstaanbaar te maken. Maar ook binnen ons eigen landje begrijpen we elkaars dialect niet altijd. 

Nu volgen een aantal zinnen in dialect. 
Weet jij wat ze betekenen?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn om 12 uur aangereden

(Brabants)
A
We hebben om 12 uur een ongeluk gehad
B
We zijn om 12 uur weggereden
C
Er is iemand om 12 uur tegen ons aangereden
D
We zijn om 12 uur aangekomen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Brabander: “Wij zijn om 12 uur aangereden”

Wat je dan denkt:
Wáát?! In welk ziekenhuis liggen jullie?! Wat is er gebeurd?

Wat het echt betekent: 
Grote kans dat er helemaal niets is gebeurd als een Brabander je dit aan de telefoon vertelt. Als men is aangereden bedoelt hij of zij daarmee dat hij of zij om 12 uur is weggereden. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb je die weg?

(Fries, Gronings, Drents)
A
Kun je me de weg wijzen?
B
Ik ben de weg kwijt
C
Waar vind ik dat?
D
Waar heb je dat vandaan?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Fries/Groninger/Drentenaar: “Waar heb je die weg?”

Wat je dan denkt: 
Huh, wat is weg?

Wat het echt betekent: 
Nee, er is niets weg. Als iemand je vraagt waar je iets weg hebt, bedoelt hij of zij niets minder dan: waar heb je dat gekocht? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loop je met iemand?

(Gelders)
A
Ga je met iemand wandelen?
B
Werk je met iemand?
C
Heb je met iemand verkering?
D
Zullen we samen lopen?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Gelderlander: “Loop je met iemand?”

Wat je dan denkt:
Ja? Ik loop weleens samen met mijn collega naar het station... 

Wat het echt betekent: 
Nee, dat bedoelt-ie niet. Om misverstanden te voorkomen zullen we even fijntjes uitleggen wat het precies betekent. Met iemand lopen betekent in Gelderland namelijk of je met iemand verkering hebt. Dus niet of je letterlijk met iemand meeloopt. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn gat gaat open en dicht.

(Flevolands)
A
Ik heb een scheet gelaten
B
Ik moet poepen
C
Ik heb het warm
D
Ik ben zenuwachtig

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Flevolander: “Mijn gat gaat open en dicht.”
 
Wat je dan denkt: 
Dat klinkt niet goed…

Wat het echt betekent: 
Je hebt gelijk, dat klinkt inderdaad niet goed. Maar hoogstwaarschijnlijk is het niet wat je denkt. Als iemands gat open en dicht gaat, is de persoon in kwestie gewoon hartstikke zenuwachtig. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga brommers kiek’n

(Drents)
A
Ik ga vliegtuigspotten
B
Ik ga tongen
C
Ik ga brommers kijken
D
Ik ga mijn brommer repareren

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Drentenaar: “Ik ga brommers kiek’n.”

Wat je dan denkt: 
O leuk zeg! Wat voor brommers?

Wat het echt betekent: 
Waarschijnlijk word je hard uitgelachen als je het bovenstaande dan vraagt. Want als een Drenth zegt dat-ie brommers gaat kiek'n, gaat-ie niet letterlijk brommers bekijken, nee. Dan doelt hij toch echt op mooie wichter, oftewel: lekker tongen met een dame.  

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met keuzeopdracht 3A!
A
Zoek de woorden op in de tekst en probeer de betekenis te achterhalen.

B 
Wat betekent de zin? Je mag het ook opzoeken!

C 
Wat betekenen de dialectzinnen en waar komen ze vandaan?
Ook dit mag je opzoeken!
     » Opdracht C kijken we na met de spinner!

Slide 21 - Tekstslide

De docent zet de leerlingen aan de slag met actieve verwerking van de lesstof. De docent zorgt voor afwisseling in de oefentypes. Leerlingen leren op deze manier verschillende leerstrategieën te gebruiken. De opdrachten en/of werkvormen sluiten aan bij de vooropgestelde leerdoelen. Wanneer leerlingen (online) opdrachten krijgen is het belangrijk dat ze goed begrijpen wat ze moeten doen, hoe ze hulp van de docent kunnen krijgen en feedback kunnen krijgen over hoe ze iets kunnen verbeteren. Daarnaast geeft de docent verlengde instructie aan de leerlingen die het leerdoel nog niet behaald hebben. Verder biedt de docent verrijking en verdieping aan de leerling die dat nodig hebben. Zo kan er gedurende de les gedifferentieerd worden.
Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies